Op de drempel naar de vakantieperiode blader ik terug in mijn agenda. Terug naar woensdag 18 januari dit jaar. Die ochtend ging ik vanuit Nederland op weg naar Roemenië. Collega’s Henk en Anne vertrokken diezelfde dag uit Hongarije met hetzelfde doel. We ontmoetten elkaar die avond in ons hotel.
Daar werd Anne onwel; een ambulance; het ziekenhuis; middernacht; toen overleed Anne.
Wat een intensief werkbezoek had moeten worden werd een ingrijpend en verdrietig verblijf. Anne’s partner thuis kreeg een onwezenlijk bericht; kreeg veelvuldig Henk en mij te spreken, maar nooit meer Anne. Vreselijk. Mijn verblijf kreeg een ander doel: regelen wat geregeld moest worden.
Anne was onderweg. Ik ook. Maar die week erna moesten we Anne naar het graf toe dragen.
Mijn agenda vertelt dat na 18 januari langzaamaan het gewone werk weer verder ging. Ik ging weer op weg. Ik ben nog steeds op weg.
Tijdens een herdenkingsdienst met collega’s zei ik “We zijn onderweg. Onderweg met lege handen. Met een lege stoel. En met een hart vol vragen”. En ik heb eraan toegevoegd: “Met onze ogen omhoog gericht. Naar de bergen. Onze hulp is van de Heere”(Psalm 121).
Ik schrijf dit nu op om maar niet gemakkelijk te vergeten. De lege stoel; de vragen; en God Zelf.