De bedoeling van een predikant

Bij de start van een nieuw academisch jaar

Frank van der Duyn Schouten spreekt deze vrijdag de openingsrede uit tijdens de opening van het academisch jaar van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Ik ben zeer benieuwd naar de inhoud van zijn rede, waarvan ik alleen nog maar de titel ken: “De universiteit en profile en en face”.

“Dominee 0.0” is de titel van een recente column van Van der Duyn Schouten waarvan ik de inhoud wel ken (onder andere het Reformatorisch Dagblad besteedde er in een bericht aandacht aan). In de column werpt hij de vraag op: “is er niet (…) vraag naar authentieke predikanten die zich vanuit het Woord laten inspireren om van daaruit anderen te kunnen inspireren? Predikanten zoals ze oorspronkelijk zijn bedoeld (versie 0.0 dus)”. Mogelijk horen we tijdens de opening van ons academisch jaar meer over zijn visie op oorspronkelijk bedoelde predikanten.

Predikanten zoals ze oorspronkelijk bedoeld zijn dus. Maar wat is de bedoeling van een predikant, oorspronkelijk of niet oorspronkelijk? Dat is precies een kernvraag in het huidige debat over nut, noodzaak en bedoeling van predikantsopleidingen. De variëteit aan antwoorden is enorm; soms verwoord in een manifest; soms in een blog of column; soms in een emailbericht in de Inbox. Het antwoord op de vraag fundeert het zogenaamde ‘beroepsbeeld’ van de predikant, een van de belangrijke uitgangspunten voor de (curriculum)ontwikkeling van een opleiding.

De vraag naar de bedoeling van een predikant is echter niet alleen een ontwerpvraag voor een predikantsopleiding. Het is ook een academische vraag in het theologische discours: wat is de bedoeling van een predikant? Een vraag waarop het antwoord niet op voorhand wordt vastgelegd in een beroepsbeeld; maar een vraag die om zelfstandige reflectie vraagt in de opleiding zelf.

Mijn ambitie in het nieuwe academische jaar van de PThU is dat er twee gesprekken goed gevoerd worden. In de eerste plaats het gesprek over het beroepsbeeld: er is een pluriform beeld van wat het betekent om anno 2012 predikant te zijn. Afgaand op diverse inbrengen in het huidige debat geldt voor de predikant in 2020 een evenzo pluriform beeld. Velen kunnen zich wellicht vinden in het beeld van de authentieke predikant die zich vanuit het Woord laat inspireren om van daaruit anderen te kunnen inspireren. Maar dat is pas het begin van het gesprek. Bovendien is de vraag naar de implicaties voor een predikantsopleiding daarmee nog niet beantwoord. Ik hoop daar een bijdrage aan te leveren en wil me ervoor inzetten dat het gesprek niet polemisch gevoerd wordt maar ‘klein gemaakt wordt’: dat betekent aan de ontwerptafel gaan zitten en met docenten, studenten en werkveld mooi onderwijs maken dat recht doet aan die pluriformiteit.

In de tweede plaats moet het gesprek over het predikantschap binnen de opleiding goed gevoerd worden. Dat gesprek wordt altijd al gevoerd, maar krijgt nu wel een extra impuls door het publieke debat over predikanten en hun theologische opleidingen. Het academische gesprek over deze vraag voert langs oude bronnen en hedendaagse vindplaatsen; langs kerkgeschiedenis en eigen biografie; langs grote theologen en de buurvrouw; langs manifesten en onuitgesproken ideeën, langs eigen verlangens en een pluriforme werkelijkheid. Je laten uitdagen langs deze wegen met het oog op het vormen van een zelfstandige positie als predikant moet kern zijn van een predikantsopleiding. Ook hier dienen docenten, studenten en het werkveld elkaar als gesprekspartners uit te dagen.

In zijn column stelt Frank van der Duyn Schouten tot slot: “om anno 2012 dominee te willen worden, is veel moed, geloof en inspiratie nodig”. Moed, geloof en inspiratie wens ik niet alleen studenten toe maar ook alle collega’s en al diegenen die anno 2012 aan de kerk gestalte geven. En ik hoop natuurlijk op goede gesprekken. In de opleiding en aan de ontwerptafel.