Genade is het kernwoord
Christelijk Weekblad legde een tijdje terug een selectie uit de oude catechismusvragen aan mij voor, met de mogelijkheid een vraag gemotiveerd over te slaan en een nieuwe vraag erbij te stellen. Hieronder mijn antwoorden die verschenen in het artikel Genade is het kernwoord in Christelijk Weekblad van 5 juli 2013 (p. 12). Zie ook www.christelijkweekblad.nl
Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
De grond voor alle troost is genade. God is de bron van alle troost omdat hij een genadig God is. Een mens kan niet leven zonder genade, het leven is genade, een geschenk, een creatie van God. Mijn enige troost is dat door het werk van Jezus Christus mijn leven veilig is bij God. Zo veilig zelfs dat mijn sterven niet het einde van leven is. Dat is troost, dat is genade, dat is God: elke dag overwint Hij mijn tekort, mijn gemis, mijn zonde, mijn einde.
Wat gelooft gij van de heilige algemene Christelijke Kerk?
De Kerk is God met ons. In Jezus Christus was God onder ons, in de gestalte van een mens. De Kerk is de gemeenschap van gelovigen die geroepen is in navolging van Christus God present te stellen in deze wereld. De Kerk is God met ons herbergt een spanning. In de Kerk gaat het over Niemand minder dan God Zelf; en in de Kerk gaat het met niemand anders dan mensen. Zonder genade houd je die spanning niet lang uit. De Kerk is daarmee ook een gestalte van Gods genade.
Wat is afgoderij?
Afgoderij is niet van genade willen leven. ‘Genade zij u ’ is de groet die bij het begin van elke kerkdienst klinkt. Afgoderij betekent dat je je leven niet afhankelijk maakt van een genadig God maar van een ongenadige kopie. Afgoderij is een keuze, een wilsbesluit. Je wordt er niet door overvallen maar het is een handeling: je wendt je af van God en wendt je toe naar iets of iemand anders. ‘Kiest nu heden wie u dienen zult’ is daarbij de onderliggende vraag. Het geloof brengt de groet te binnen: ‘Genade zij u ’. Afgoderij is denken ‘die hoef ik niet’.
Wat is dan een Christen nodig te geloven?
Een christen gelooft dat God bestaat en alles maakt. Een wat plat geformuleerde tegenhanger voor een evenzo platte tijdsgeest: ‘De mens bestaat en alles gaat zoals het gaat’. Dat God bestaat is de grond onder het christelijk geloof. Het is tegelijkertijd een fors statement in een tijd waarin juist het bestaan van God wordt betwijfeld of ontkend. God bestaat, en God maakt. God is een scheppend, een creatief God. Hij maakt alles. Hij maakte de wereld, het leven, de werkelijkheid. God maakt ook in de betekenis van vernieuwen: hij maakt heel, hij verlost en herschept. Hij werkt aan een volmaakte nieuwe hemel en aarde. En alles betekent ook dat God niet alleen het grote maar ook het kleine maakt. Niet alleen die grote wereld maar ook mijn kleine bestaan. Ook mijn geloof is uiteindelijk een genadige gift van God.
Maar wat baat het u nu, dat gij dit alles gelooft?
Door het geloof ben ik zalig. En daar laat ik het maar bij. Het probleem met deze vraag is wat het woord ‘baten’ tegenwoordig allemaal oproept. Het plaatst het geloof in het kader van de opbrengsten. In een tijd die de geest ademt van opbrengstgericht werken en opbrengstgericht onderwijs zou ik niet graag willen praten over opbrengstgericht geloof. Beter lijkt me te mediteren over wat het betekent zalig te wezen.
Mist u nog een vraag?
De vraag die ik zou willen toevoegen is deze:
Is het noodzakelijk mijn geloof te oefenen in een geloofsgemeenschap?
Ja, dat is noodzakelijk. Het geloof wordt geboren in een gemeenschap van mensen. Geloof is een genadige gift van God, maar hoe kan het je ooit gegeven worden als niemand het je laat zien? Een hoogst individuele godsdienstoefening volstaat, wanneer ik het van generlei waarde acht dat het geloof in leven blijft in een volgende generatie. Maar precies dit is inherent aan geloof: dat God zich wil verbinden met íedereen, ook met ons kroost. En daarom zoekt de gelovige de gemeenschap van gelovigen op. Niet in de eerste plaats voor zichzelf, maar voor de ander. Dat is noodzakelijke genade.
Geef een reactie