In het Nederlands Dagblad van 30 november 2013 schreef ik onderstaande bijdrage:
De Protestantse Kerk gaat, op verzoek van de synode, leerdoelen en een onderwijsprogramma voor
catechese opstellen. Dat is over de top. Het onderwijs aan een nieuwe generatie heeft andere
impulsen nodig.
De ‘beraadsgroep catechese’ had voor de synode de handreiking Een 10 voor catechese
opgesteld. De bespreking van dit stuk op de synode resulteerde in het verzoek om leerdoelen en
een onderwijsprogramma.
Dat is merkwaardig. De beraadsgroep pleitte helemaal niet voor centrale doelformulering en
programmering. In plaats daarvan legde ze de vinger bij het belang van het geheel van de
gemeente als leeromgeving en het belang van de persoon van de catecheet.
Want de betekenis van het instituut kerk valt meer en meer weg. Dan red je het niet meer met een
programma en een wekelijks uur catechese. Je moet het meer dan ooit hebben van een gemeenschap
om jongeren heen, van mensen die kunnen laten zien wat het betekent te geloven.
Gelukkig zijn er gemeenten met bloeiende catechesegroepen. Maar de indruk van de beraadsgroep is
dat in veel gemeenten de catechese steeds minder bezoekers trekt en dat het moeilijker wordt
mensen te vinden die er leiding aan willen geven.
Daar komt bij dat in veel gemeenten een nieuwe generatie van kinderen en tieners krimpt of zelfs
ontbreekt. En veel gelovige jongeren of jongeren die zoeken te geloven, binden zich maar
moeilijk aan een kerkgemeenschap. En dan zijn er ook nog de jongeren die zich aan of over de
‘rand van de kerk’ bevinden, en voor wie de kerk in missionaire zin graag iets betekent. Als
je dit plaatje op je af laat komen, dan zul je ook aan andere zaken moeten denken dan
catechese-initiatieven alleen.
Mijn observatie is dat jongeren, ‘in’ of ‘buiten’ de kerk, zich van het instituut kerk af bewegen. Zij blijven wel verlangen naar samenzijn. De beweging kan gaan in de richting van het zoeken en delen van geloof in een vriendengroep, op speciale avonden of weekenden (denk aan festivals en concerten) of gewoon in de huiselijke omgeving; op streetlevel, zo gezegd. Niet voor niets wordt het belang van de geloofsopvoeding door ouders thuis de laatste tijd breed benadrukt.
Het kan ook een beweging zijn in de richting van digitale gemeenschappen, in verbinding met het
wereldwijde christendom en charismatische representanten daarvan. Sociale media brengen die
dichterbij dan ooit.
De kansen voor godsdienstige vorming van een nieuwe generatie moeten dan ook in toenemende mate
gezocht worden in dit type gemeenschappen, die vaak losjes of niet verbonden zijn met het
instituut kerk en haar catecheseprogramma’s. Al deze – soms tijdelijke – gemeenschappen
zijn niet iets extra’s, iets leuks ‘voor erbij’; het zijn de nieuwe ruimten waarin de kerk
aan haar godsdienstige vorming gestalte kan en moet geven. Modelfiguren of
‘geloofsautoriteiten’ – iemand uit de kerk, een leraar op school, een vader, een moeder,
leeftijdgenoten – kunnen daarin als opvoeder een rol spelen.
Wat moet de rol van de kerk dan zijn? Wat voor verzoek zou de synode aan de Protestantse Kerk moeten doen? Twee dingen:
1. Ondersteun lokale kerken bij het vormen van ‘autoriteiten’ die vormend aanwezig kunnen
zijn. Jongeren zijn op zoek naar ankerpunten voor hun (godsdienstige) ontwikkeling: wat is waar,
wat is waardevol, wat is zin in het leven? Daarin kunnen autoriteiten – mensen aan wie je in
hun leven kunt zien wat waar, waardevol en zin is – een belangrijke rol vervullen.
Niet alleen ouders en catecheten, ook ieder ander in de geloofsgemeenschap is een opvoeder en is
in potentie een autoriteit. Zij kunnen dat zijn op streetlevel, maar ook via internet en sociale
media.
2. Ondersteun lokale kerken bij het voorzien in of ondersteunen van (nieuwe)
geloofsgemeenschappen voor jongeren die tegelijk pedagogische ruimten kunnen zijn. Kerken bieden
al eeuwenlang samenzijn en gemeenschap. Die is echter vaak georganiseerd in institutionele zin. Daar ontstaat steeds meer spanning. De kunst voor de kerk is: durf gemeenschappen van jongeren
te ondersteunen of op te zetten die met het instituut niet veel meer te maken hebben. En wees
daarin dienend aanwezig met onderwijs. Maak ook daarin de rijkdom van de kerk vruchtbaar.
Het vliegwiel van de godsdienstige vorming is dan niet een onderwijsprogramma of leerdoelen,
maar vooral de ontmoeting. Samen optrekken en samen leven, maar ook samen praten en nadenken over persoonlijke, maatschappelijke en levensbeschouwelijke vragen. De spanning tussen het verlangen van jongeren en het wenkende perspectief van het evangelie is het startpunt voor geloofsleren.
Er is op zichzelf niets mis met leerdoelen en een onderwijsprogramma – het is goud waard als daarmee in de praktijk gewerkt kan worden. Maar dat lukt steeds minder. Vandaar dit pleidooi.
De kerk hoeft daarbij niet bij nul te beginnen. Er zijn al veel praktijken waarin de leerfunctie
van de christelijke gemeente op een hernieuwde wijze gestalte krijgt. Denk aan een
(internationale) diaconale werkvakantie, waar intens geleerd wordt over Gods recht en
gerechtigheid. Of filmavonden, waar jongeren hun kijkervaringen delen en waar met wat
begeleiding de grote vragen over God en mens op tafel komen. Allemaal onderwijs in een tijdperk
zonder al te veel catechese.
Helemaal mee eens, religie is relatie, godsdienst is ontmoeting, zegt iemand die al 40 jaar een testimonium voor catecheet in de la heeft liggen…..
Amen!
Goed pleidooi!