Geloof in een kerk voor een volgende generatie houdt mijn werk aan de gang. Dat is geloof in een sprookje, zullen sommigen misschien zeggen. Nu ja, daar zit wat in. Desondanks: ik wil dat dat sprookje waar is. De afgelopen weken heb ik op diverse plekken gesproken en ontmoetingen gehad over geloofsopvoeding, christelijke vorming en jongerenwerk in de kerk. Wat mij steeds meer duidelijk geworden is is dit: de kerk moet offeren wil het sprookje van een volgende generatie niet vroegtijdig uitgeblazen worden.
Een van de meest gebezigde adviezen voor opvoeders in de kerk is deze: “je moet je leven delen met kinderen en jongeren”. Wil je een volgende generatie nog iets van geloof meegeven, dan moet je als ouder, als jongerenwerker of predikant of als willekeurig lid van de gemeente je leven delen met die kinderen. Dit advies wordt in de praktijk op tenminste drie manieren opgevat.
In de eerste plaats kan je leven delen dit betekenen: je leven zichtbaar maken voor de volgende generatie: kijk mij, christen, eens eventjes leven! Je geeft als vader, als ambtsdrager of bandleider een inkijkje in jouw leven of, als je erg gemotiveerd bent: je stalt je leven uit. Je leven delen wil dan zeggen: een voorbeeld van een leven als christen neerzetten en daar een kind of jongere inzicht in geven.
In de tweede plaats kan je leven delen het volgende betekenen: jouw leven samen op laten lopen met dat van de volgende generatie. Het gaat hier om samen dingen ondernemen met die leuke tieners op zaterdagavond. Je leven delen wil hier zeggen: wij bundelen voor een tijdje mijn leven als opvoeder en jouw leven als kind of jongere: wij leven samen.
In de derde plaats kan je leven delen betekenen: je leven uitdelen. Dit betekent dat een gemeentelid, een moeder of welke opvoeder dan ook een kleiner of groter stuk van haar leven niet voor zichzelf houdt maar aan een ander, een kind of jongere gunt. Die jongere of dat kind mag een deel van jouw leven leven. De opvoeder verliest zichzelf ten gunste van het kind. De opvoeder offert op, geeft leven aan een ander. Hij laat zich storen in zijn eigen hobby en besteedt zijn aandacht niet uit aan die of gene specialist of vrijwilliger in de kerk. De opvoeder heeft geen plek meer om rustig te zitten omdat zijn huis wordt overgenomen door tieners met inbegrip van de meest indringende vragen.
Alle drie vormen van leven delen hebben zo hun waarde in de christelijke gemeente. Maar het is die laatste vorm die vaak blijft liggen. Dat gemeenteleden, dat opvoeders zich laten storen. Dat zij zichzelf een kleiner of groter beetje verliezen. Dat je jezelf verliest, jezelf offert ten gunste van het leven van anderen.
Dat vraagt niet alleen tijd. Ook dat. Dat vraagt energie, dat vraagt jezelf, dat vraagt een offer: het afzien van jezelf. En dat is heel frustrerend en pijnlijk. Het is ook heel mooi, maar: het is ook frustrerend, pijnlijk en ontregelend. En daar houden we niet van. Ook niet in de kerk.
Geloofsopvoeding, christelijke vorming en jongerenwerk draait niet om een paar trucjes die je even tussendoor doet en al helemaal niet om een paar activiteiten die je wel kunt uitbesteden aan een ander. Het draait om offeren en dat voelt niet lekker: dit deel van mij en mijn generatie mag jij en jouw generatie opmaken.
Maar als de kerk niet wil offeren is het uit met het sprookje.