Hieronder volgt een deel van een trendartikel over catechese dat verscheen in het Reformatorisch Dagblad van 13 september 2014. In dit deel kom ik aan het woord over ontwikkelingen in catechesepraktijken in de protestantse kerken. Het hele artikel, met daarin ook interviews met ds. Wielie Elhorst (JOP) en ds. Schot (Gereformeerde Gemeenten) is hier te vinden
Door Albert-Jan Regterschot
Eigentijdse catechisatiemethoden: ze zijn er altijd geweest. Aandacht voor kennisoverdracht keert ook in iedere generatie terug. Antwoorden op de vraag hoe de praktijk van de catechese er anno 2014 uitziet, of wat recente ontwikkelingen zijn, zijn dan ook niet eenduidig te geven.
Hij zoekt even naar woorden om de spanning aan te duiden tussen twee belangrijke thema’s bij de catechese: de aandacht voor kennisoverdracht enerzijds en aandacht voor jongeren anderzijds. Het liefst kiest dr. Jos de Kock, universitair docent educatie en catechetiek aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), niet voor een van deze twee. Maar als het dan toch moet? „Dan ga ik voor het serieus nemen van vragen van jongeren.”
De meest over het hoofd geziene vraag in de kerk, zo noemt hij het: de vraag of God bestaat. De Kock: „Je kunt zeggen: het gaat bij catechese over kennisoverdracht. Dat een belangrijk onderdeel. Maar als catecheet moet je weten wat er leeft onder jongeren. Het moet mogelijk zijn dat jongeren met de vraag komen: Bestaat God? Als catechese alleen eenrichtingsverkeer is, in het overdragen van de kerkelijke leer, en je ziet zo’n cruciale vraag van jongeren over het hoofd, dan is er iets mis.”
Aan de vooravond van de start van catechese en winterwerk in veel kerkelijke gemeenten concludeert De Kock dat er een breed palet van ontwikkelingen zichtbaar is op het terrein van de catechese. Dat maakt het ook lastig om over ”de catechese” te spreken, legt hij uit. „Wat bij de ene kerk als nieuw gepresenteerd wordt, is bij de andere al achterhaald en andersom.”
Door de eeuwen heen is er al sprake van een behoefte om de catechese ”eigentijds” te laten zijn, stelt de onderzoeker. „Er kan een valse tegenstelling worden geschapen tussen wat de klassieke catechese heet, waarbij kennisoverdracht centraal staat, en eigentijdse catechese. Kennisoverdracht komt namelijk net zo goed terug in iets eigentijds als de Alpha-cursus, waarbij mensen vertrouwd worden gemaakt met begrippen uit het christelijke geloof. Er is ook een groep predikanten aan het nadenken over een nieuwe catechismus. Dat is heel stoer en eigentijds, maar het gaat wel degelijk over kennisoverdracht. Het is denk ik eigen aan het christendom om telkens opnieuw de vraag te stellen: Waarover hebben we het in de kerk?”
Doelgroep
De aandacht voor wat er leeft onder catechisanten is vooral in ontwikkeling omdat de doelgroep verandert, zegt De Kock. Binnen de kerk komt dat doordat jongeren in het gezin en op school lang niet altijd meer vertrouwd worden gemaakt met de Bijbel en kernbegrippen uit het christelijk geloof. Aan de rand van de kerk zijn er nieuwe toetreders, onder meer in missionaire gemeenten. „In pioniersplekken kun je niet volstaan met het overdragen van waarheden. Het begint met het zoeken van aangrijpingspunten in het leven van mensen, en aan de hand daarvan samen kijken naar hoe God en geloven hiermee in verband kunnen staan.”
Volgens de PThU-docent leeft in de breedte van de kerk het besef dat catechese een van de kurken is waarop de gemeenten drijven. „Ik ontmoet veel predikanten bij nascholingen. De vraag hoe op een goede manier aan kennisoverdracht kan worden gedaan, en wat kernthema’s zijn, leeft bij vrijwel iedereen.”
Leer en leven
De Kock ziet in de Protestantse Kerk in Nederland dat de aandacht voor catechese steeds breder wordt getrokken „dan het wekelijkse lesuurtje in een zaaltje bij de kerk op dinsdagavond. Het besef groeit dat geloofsleren gestalte krijgt in het leven van alledag. Dat betekent enerzijds midden in de samenleving staan om met anderen Gods handelen te zien en te erkennen. Anderzijds is het van belang dat de kerkelijke gemeente een plaats is waar je kunt leren, waar het dagelijkse en het kerkelijke leven worden geduid. Het bijbrengen van Bijbelkennis en discussiëren over het geloof kunnen bijdragen aan het samen leren van en over God.”
Daarnaast is het volgens hem van belang dat kerken onderkennen dat de rol van ouders bij geloofsonderwijs groter wordt. „We hebben in Nederland een lange tijd achter de rug waarin geloofsopvoeding is uitbesteed aan de predikant, de catecheet, de onderwijzer of de godsdienstleraar. Waar die rol wegvalt, komt bij ouders de vraag op hoe ze gestalte kunnen geven aan geloofsopvoeding. De kerkelijke catechese en de huiselijke geloofsopvoeding vallen steeds meer samen.”
Zeker in de rechterflank van de gereformeerde gezindte wordt het belang van kennisoverdracht tijdens de catechese benadrukt. Terecht?
„Leren behoort tot het wezen van de kerk. Maar kennis laten ontstaan bij jongeren over de Bijbel, de leer en de traditie is één ding. De ervaring van Gods werk, van gemeenschap en liefde en een element zoals de houding van een christen, zijn ook belangrijk. Ik denk dat de roep om kennis over te dragen gebaseerd kan zijn op de ervaring dat bepaalde kennis afwezig is. Het is op zich goed om daar aandacht aan te schenken, maar niet eenzijdig. De christelijke gemeente bestaat uit meer dan alleen kennis.”
Hoe kan daar in de catechese ruimte voor worden gemaakt?
„Bijvoorbeeld door praktisch dienstbaar te zijn aan mensen buiten de eigen gemeenschap. Dat vergt dat je met een andere blik kijkt naar de invulling van het begrip catechese. Als het gaat om de ander dienen, dan is dat ook zeker iets wat op jongeren kan worden overgedragen.”
U bepleit aandacht voor vragen rond het bestaan van God. Hoe kan een catecheet dat aanpakken?
„In ieder geval niet door in alle gevallen meteen met allerlei bewijzen te komen dat God bestaat. Diep zo’n vraag eerst eens samen uit. Wat zijn de feitelijke verlangens en behoeften van jongeren? Overdenk vanuit dat perspectief thema’s over God en de Bijbel. Dan moet je soms concluderen dat niet alle vragen zich sluitend laten beantwoorden. Dat is ook onderdeel van het geloofsleren.”