Kerkgebouwen en jongerenwerkers: antwoord op de crisis?

Een aantal maanden terug kwam de nota “kerk naar 2025: een verkenning” uit die werd besproken in de afgelopen PKN synodevergadering van 23/24 april 2015). In deze nota wordt (slechts) viermaal expliciet gesproken over kinderen en jongeren:

– Het is voor veel tijdgenoten niet gemakkelijk zich bij bestaande gemeenschappen te voegen. “Dat geldt vaak ook voor de eigen kinderen. Zij ervaren drempels waar ze niet zomaar overheen komen.” (p. 11)
– “Hoe dragen we het geloof over aan elkaar en onze kinderen, en hoe wijden we hen in de wereld van de christelijke traditie in? Juist in de geloofsoverdracht is veelal sprake van een crisis, en daarom staan we voor de uitdaging hier op eigentijdse wijze inhoud aan te geven. “ (p. 11)
– “Ze [ambtsdragers, AK] kunnen echter ook hun speerpunt maken in missionair werk of werk onder jongeren.” (p. 13)
– “Kerkleden, vooral jongeren, identificeren zich minder of helemaal niet met een georganiseerd kerkgenootschap.” (p. 13)

Het beeld dat naar voren komt is: de volwassen generaties weten niet meer hoe het geloof overgedragen moet worden en hoe een nieuwe generatie in te wijden is in de christelijke traditie. Bovendien werkt die nieuwe generatie bepaald niet mee: die identificeert zich minder of in het geheel niet met een georganiseerd kerkgenootschap en kan maar moeilijk drempels overstappen om zich bij bestaande geloofsgemeenschappen te voegen.

Iets van dat niet willen of kunnen voegen in bestaande geloofsgemeenschappen zien we ook terug in het essay “de predikant-2025 – apostel en non-conformist”dat collega Bert de Leede heeft geschreven ter gelegenheid van zijn afscheid van de Protestantse Theologische Universiteit. De Leede stelt zich in het essay de volgende vragen: In welk maatschappelijk, cultureel en religieus krachtenveld vervult de predikant anno 2025 in de kerk en in de samenleving van 2025 ambt en beroep? Wat moet hij/zij daartoe kennen, kunnen en aankunnen? En hoe leiden wij daartoe op? Ook voor dit document geldt dat viermaal expliciet gesproken wordt over kinderen en jongeren:

– “Mijn zondagmiddag eindigt in Amsterdam, op familiebezoek, langs de oever van de Amstel. Ik zie veel ‘jong’ passeren, op hippe (bak-)fietsen. Veel is blank, welvarend, jong en stemt vermoedelijk D66.” (p. 5)
– Ten aanzien van kerken en gemeenten op de Bible Belt: “De ‘brede rand van ‘hervormde volksreligiositeit’ – onze Nederlandse variant van ‘vier-wielen-christendom’ – valt bij de (klein-) kinderen van ontkerkelijkte leden weg.” (p. 8)
– Ten aanzien van wat christelijk leven in de stad nodig heeft: “Concentratie op de oude kathedrale kerken én op (ook nu!) nieuwe kerkgebouwen met uitstraling (…) plaatsen van ‘oefening en inwijding in christelijk leven’, voor kinderen en jongeren, (…) (p. 9)
– Punt 6 van de gevolgtrekkingen “6. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van alle werk, voor zover betaald, berust bij een team van ambtelijk gezondenen: Predikanten (WO en HBO opgeleid), kerkelijk werkers, jongerenwerkers, pioniers, diaconaal werkenden, etc. Daarbij wordt inhoudelijk gedacht vanuit een differentiatie in verschillende bedieningen, toevertrouwd aan daartoe opgeleiden en gekwalificeerden (prediking, voorgaan in de liturgie van Woord en Sacrament, geloofsonderricht, pastoraat, representatie in het publieke domein, geestelijke begeleiding, missionair werk, jongerenwerk)”

Kinderen en jongeren voegen zich dus niet zomaar meer in voksrelgiositeit, in bestaande geloofsgemeenschappen met een jarenlange traditie. De kerk ziet vooral veel jong passeren.

Zowel de nota Kerk naar 2025 als het essay van collega De Leede wijzen in het licht van deze analyse op een belangrijk speerpunt voor kerk en opleiding: er zijn ambtsdragers of ambtelijk gezonden jongerenwerkers nodig. Volgens De Leede is dat zelfs een aparte bediening waartoe je wordt opgeleid en gekwalificeerd.
Een tweede speerpunt wordt door De Leede gezocht in kerkgebouwen (oude en nieuwe) waar kinderen en jongeren zich kunnen oefenen in christelijk leven, waar zij zogezegd worden ‘ingewijd’.

Als er, zoals de nota Kerk naar 2025 stelt, een crisis is als het om de voortgang van geloven gaat, is een pleidooi voor kerkgebouwen of andere plekken waar ingewijd kan worden en het aan het werk zetten van jongerenwerkers dan voldoende? Wat moet er in die kerkgebouwen of op andere plekken gebeuren? Waarom zouden kinderen en jongeren daar komen? En wat moeten jongerenwerkers eigenlijk doen? En wat verandert een ambtelijke zending aan wat ze nu al doen? Waar zijn de ouders en grootouders in dit verhaal? En andere leden van de gemeente? En als die er niet zijn? En waar moeten kinderen eigenlijk in ingewijd worden? En moet dat eigenlijk wel?

Een verdere godsdienstpedagogische reflectie is mijns inziens op zijn plaats. Eerder wees ik daar al op onder de titel “in elke monnik, missionaris en leider schuilt een opvoeder”. Het is opmerkelijk dat deze, wat ik noem, godsdienstpedagogische perspectieven maar mondjesmaat betrokken worden in discussies over wat dan heet ‘de toekomst van de kerk’.

Dat mag wel wat scheutiger.

Getuigen en leren getuigen: het hele verhaal

avondmaal“Wat hoorde ik, heb je een steen in de vijver gegooid?!”
“Ik hoorde dat jij het avondmaal wilt openstellen voor kinderen?”
“ik hoorde….

De afgelopen twee weken overkwam me dit een aantal keer. Dat ik mensen ontmoette die ‘hadden gehoord’. Ik had in een korte bijdrage op een HGJB symposium iets over kinderen en avondmaalsviering gezegd en dat blijkt vervolgens aardig doorverteld te zijn. En dat doorvertellen is een logische keuze als het oorspronkelijke verhaal, de tekst van de bijdrage, niet beschikbaar is. Die kon niet gedeeld worden, want die had ik de afgelopen weken netjes bij me gehouden.

Maar ik merk nu dat dat de goede zaak niet dient. Daarom geef ik het hieronder alsnog in zijn geheel vrij. En dat doe ik, zoals altijd, in de hoop dat het een goed gesprek, een goede vraag, een goede gedachte of wat dan ook voor goeds oplevert.

 

Getuigen en leren getuigen in relatie tot avondmaalsviering en belijdenis doen.
Gedachten met het oog op kinderen en jongeren in de gemeente.

Jos de Kock

Bijdrage tijdens HGJB symposium ‘te jong om ja te zeggen?’, 4 juni 2015, Huizen.

 
0. Drie ervaringen.
Ik wil starten met het delen van drie ervaringen. En ik heb daarvoor wat spullen meegebracht.

De eerste ervaring is er eentje van elke zondag. Ik zit dan met mijn vrouw en dochters trouw in de kerk. Dit is mijn bijbel. Herziene statenvertaling. Psalmen oude berijming. Dit is het tasje van Ruth, zij is zeven jaar, groep 3. Met psalmboekje. Leren lezen dus ook leren psalmversjes lezen. Elke week oefent ze in de kerk met het zingen van de psalmen, terwijl ze de woorden mee leest. Psalm 121 was een tijd terug favoriet: ’s Sla d’ogen naar ’t gebergte heen, vanwaar ik dag en nacht des Hoogsten bijstand wacht. Ze zong het zomaar spontaan een keer in een afgeladen sporthal op de tribune toen we naar een bloedstollende partij korfbal aan het kijken waren.

De tweede ervaring is er eentje van eens per jaar. Het traditionele pinksterkamp van de jeugdvereniging. Jaarlijks hoogtepunt. Niet alleen vanwege sport en spel en de corvee; of omdat ik meega. Maar ook vanwege tijd voor samen zingen, bijbelstudie en stille tijd. Dit jaar met het thema “meer dan genoeg – geloven in afhankelijkheid”. Hier het kampboekje. Een van de bijbelstudies had duidelijk impact op de jongeren. Voor de een bleek de lange stilte voor het persoonlijk stil bijbellezen confronterend en maakte het nodige los. Voor weer een ander was er een herkenning en bemoediging in het gezongen lied: “De hemel zal niet wachten en de aarde gaat voorbij”.

De derde ervaring heeft geen vaste frequentie. Maar gisteren deden we het nog: dansen door de kamer met heel hard Marcel en Lydia Zimmer op. Dit is het CD hoesje. De verzameling breidt de afgelopen jaren uit. Dit is het kadootje voor de doopverjaardag eerder deze week van Esra, mijn andere dochter. En zo trakteerden mijn dochters en ik de buren gisteren op een hartstochtelijk zingen “Ik zal U loven met heel mijn hart, Ik zal U eren met heel mijn verstand… “ enzovoorts.

1. Te jong? Belijden en getuigen.
“Te jong om ja te zeggen?” De vraag hoe het komt dat een jonge generatie, van wie je het wel hoopt of verwacht, al dan niet overgaat tot het doen van belijdenis vind ik eerlijk gezegd interessanter dan de vraag waarom ze dat op steeds latere leeftijd zouden doen. Maar het een heeft natuurlijk te maken met het ander. Vaak wordt betoogd dat de afnemende betrokkenheid van jongeren bij instituten als de kerk de oorzaak is van de terugloop in het aantal belijdenissen. Ongebondenheid, individualiteit en lossere vormen van gemeenschap passen meer bij jongeren van nu. Dat is een fenomeen dat ook opgaat voor politieke partijen en vakbonden. Ik denk dat dat een belangrijk punt is, maar het is niet het hele verhaal. Het afzien van belijdenis doen zegt namelijk ook iets over de betekenis die jongeren geven aan geloven en aan geloofspraktijken in de kerk.

Ik denk dat lang niet alle jongeren die afzien van de openbare belijdenis, niet zouden willen of kunnen belijden. Mijn indruk is in de eerste plaats dat voor een deel van de jongeren geldt dat zij best kunnen en willen belijden, en dat ook al in praktijk brengen, in de betekenis van getuigen. Getuigen van de Heer is een van de vier motieven van openbare belijdenis: de andere drie zijn: doop-beaming, medeverantwoordelijkheid willen dragen in de gemeente van Christus en trouw te blijven bij de gemeenschap van Woord en sacramenten. Jongeren die willen getuigen ervaren tegelijkertijd schroom of moeite op het vlak van die andere drie motieven: zij hebben vragen en twijfels rond doop, verantwoordelijkheid, trouw en bestaande geloofspraktijken.

In de tweede plaats is mijn indruk dat veel jongeren schroom hebben om ongetwijfeld te getuigen. Zij geloven wel, of misschien wel, soms ook niet misschien, of vragen zich af of ze geloven, of hoe ze dat moeten weten, wat dat eigenlijk is, etcetera. Voor deze groep geldt dat vragen rond trouw en verantwoordelijkheid gewoonweg worden overschaduwd door geloofsvragen.

2. Getuigen en leren getuigen. Met speciale aandacht voor avondmaalsviering.
Deze indrukken roepen bij mij twee vragen op: (1) hoe kunnen we kinderen en jongeren in de christelijke gemeente dienen bij het getuigen van de Heer en het leren getuigen van de Heer (incluis alle twijfels en vragen daaromheen)? En (2) welke consequenties heeft dat voor de praktijk van de (openbare) belijdenis in het midden van de gemeente?

Zonder mensen in hokjes te willen stoppen, is het zinvol om onderscheid te maken in verschillende groepen. In de eerste plaats is daar de groep jongeren die wel kunnen en willen getuigen maar die schroom of moeite hebben om verantwoordelijkheid te dragen en zich te verbinden met de geloofsgemeenschap. Met het oog op deze groep is het belangrijk om te bedenken dat verantwoordelijkheid iets is dat je moet leren: in de tiener- en jongvolwassene leeftijd. Geef deze jongeren dus verantwoordelijkheid in de gemeente. Denk bijvoorbeeld aan die pinksterkamp ervaring: geef jongeren verantwoordelijkheid om samen een bijbelstudie vorm te geven en om samen een kamp te organiseren. Daarnaast denk ik aan vormen van catechese waar jongeren zelf zaken mogen voorbereiden. Ook het samenwerken met volwassen gemeenteleden, bij het uitvoeren van activiteiten in de gemeente kan helpen..

In de tweede plaats is daar de groep jongeren die zich soms wel of soms niet verbinden met de geloofsgemeenschap maar geloofsvragen hebben die de zin in het dragen van verantwoordelijkheid overschaduwen. Met het oog op deze groep is het belangrijk dat zij plekken en ontmoetingen hebben waarin die vragen gesteld kunnen worden. Dat vraagt om goede geloofsopvoeding thuis waarin twijfel en vragen serieus genomen worden, en dus vraagt het ook om ondersteuning van ouders (opvoedkringen etcetera) om hieraan vorm te geven. Het vraagt om goede getuigende voorbeelden waaraan jongeren zich kunnen optrekken. En deze jongeren zijn gedien met vormen van catechese waar dit soort twijfel serieus genomen wordt en onderwerp van gesprek zijn.

En dan is daar, in de derde plaats, nog de groep van hele jonge jongeren: de kinderen in de gemeente, die heel wel getuigen van de Heer of daar op hun manier in aan het zoeken zijn, en waarvan redelijkerwijs geen grote verantwoordelijkheid mag verwacht worden. Zij getuigen en leren getuigen op de manier zoals met dat psalmboekje en in de sporthal. Of in de huiskamer met een cdtje opgezet. Samen psalmen (leren!) zingen, en samen dansen met de familie Zimmer. Kijken naar mooie platen in de kinderbijbel en meedoen met actie schoenendoos.

Al deze antwoorden komen u bekend voor. Er wordt veelvuldig over geschreven en gesproken: een goede geloofsopvoeding thuis, goede voorbeelden in de gemeente waar je je aan op kunt trekken, het zogenaamde ‘gesprek tussen de generaties’, goede vormen van catechese die aansluiten bij de leeftijdsgroep, opvoedingskringen voor ouders, goede aandacht in het gezin etcetera. En ik vind dat ook allemaal belangrijk.

Een ander, mijns inziens belangrijk, antwoord, dat veel minder vaak wordt gegeven is deze: de christelijke gemeente kan kinderen en jongeren dienen met de praktijk van het avondmaal. Dit antwoord mag mijns inziens niet ontbreken. In de drie ervaringen die ik schetste, psalmen zingen in de kerkbank, dansen door de kamer, en samen zijn op pinksterkamp, speelt vieren een belangrijke rol. Vieren door te zingen, door te dansen, door samen te zijn. Dat vieren beperkt zich niet tot het bijwonen van een kerkdienst of het horen van een preek. In het vieren wordt getuigd van de Heer en op hetzelfde moment wordt het geloof gezocht en opnieuw gevonden, het wordt geleerd. Ook, of beter gezegd, juist, het avondmaal is een uitgelezen plek om te getuigen van de Heer en de uitgelezen plek om dat getuigen steeds opnieuw te leren. Het avondmaal dient of helpt (a) het zien op Jezus en (b) de verkondiging , het getuigen van Zijn dood.

Leren getuigen in de avondmaalsviering gebeurt niet door in jezelf te kijken, maar door te zien op Jezus: dat is de kijkrichting van het leerproces. Dít belijden, opgevat als het getuigen van de Heer, is nooit een toestand waarin iemand zich bevindt, maar altijd een leerproces. Oftewel: leren door te participeren, deel te nemen aan de geloofsgemeenschap. Dat is wat er bij de avondmaalsviering gebeurt. En dat is wat de christelijke gemeente, denk ik, moet gunnen aan alle leeftijden, dus ook aan kinderen en jongeren.

Wij komen overigens in kleinere en grotere onderzoeken, uitgevoerd door studenten of binnen ons Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk & Cultuur, ook steeds weer op het spoor van de nauwe verwevenheid van geloofsleren en vieringen. Vieren = leren. En wel op een hele rijke manier: niet alleen leren door cognitief bezig te zijn, maar ook door actief te handelen, deel te nemen, door samen te zijn met anderen en door onderdeel te zijn van een geloofsgemeenschap. En precies al deze elementen zitten vervat in die avondmaalsviering. Bovendien: In het vieren van het avondmaal doen alle zintuigen mee; het is niet slechts verstandelijk wat informatie uitwisselen met elkaar. En in de avondmaalsviering ben je niet aan het geven maar aan het ontvangen. Ook dit multisensorische en ontvangende van de deelname aan deze viering sluit nauw aan bij waar opgroeiende kinderen en jongeren gebaat bij zijn.

Ik besef dat avondmaalspraktijken doorgaans voor kinderen en jongeren niet zo aantrekkelijk zijn. Veel jongeren zien er weinig in. Zitten erbij te kijken. En dat is ontzettend jammer. De potentie is zoveel groter. Je zult op dit punt dus ook kritisch moeten kijken naar huidige avondmaalspraktijken. En natuurlijk kun je niet zomaar alle kinderen op het avondmaal afsturen en hoort er wel uitleg en voorbereiding bij. Die avondmaalsviering moet ingebed zijn in dit: die bijbel, het psalmboekje, de cd het pinksterkampboekje etcetera: een voortdurend proces van uitleg en voorbereiding, van geloofsopvoeding en inwijding: thuis en in de gemeente. Belijdenis doen heeft alles te maken met getuigen en inwijding in de geloofsgemeenschap. Die Inwijding gaat niet vooraf aan de avondmaalsviering, maar avondmaalsviering ís inwijding, ís getuigen én léren getuigen. En nóg een belangrijke kanttekening: met kinderen en jongeren aan het avondmaal ziet de belijdenispraktijk er niet automatisch beter uit. Maar het mag wat mij betreft niet onbenut blijven.

3. Consequenties voor de praktijk van (openbare) belijdenis.
Goed. Nu naar die tweede vraag: de consequenties voor de praktijk van de openbare belijdenis. In de eerste plaats: Daar waar de gemeente aan kinderen en jongeren gelegenheid biedt om te getuigen en te leren getuigen kan dat een goede voedingsbodem zijn voor het ontwikkelen van verantwoordelijkheid en trouw in de gemeente. En dat is weer belangrijk voor het afleggen van belijdenis. Dat kan op verschillende manieren: De een geef je verantwoordelijkheid, de ander moet geloofstwijfels op tafel kunnen leggen; Weer anderen, zoals ik, gaan zingen en dansen. Maar ook geldt: het kan door het samen vieren van de maaltijd van de Heer.

In de tweede plaats: als jongeren zich niet klaar voelen voor het dragen van verantwoordelijkheid in de kerk kan dat gewoon een legitieme reden zijn om geen belijdenis te doen. Maar als de reden gezocht moet worden in de gebruiken en praktijken van de gemeente die in de ogen van jongeren niet passen bij de roeping van de christelijke gemeente, dan is er huiswerk voor de hele gemeente. Jongeren zijn een belangrijke spiegel voor de gemeente. Zijn geloofspraktijken in de gemeente werkelijk vieringen, zijn ze getuigend van de Heer? Kunnen kinderen en jongeren echt mee vieren in de gemeente? De praktijk van belijdenis doen moet niet verworden tot een inwijding in de status quo maar moet ruimte bieden aan persoonlijke en soms kritische geloofsgetuigenissen.

Tot slot, in de derde plaats: een belijdenis in termen van commitment, trouw en verantwoordelijkheid mag verwacht worden op de weg naar volwassenheid: voor de een als jongvolwassene, voor de ander als adolescent, voor weer een ander veel later. Die vorm van belijdenis, die we kennen als openbare belijdenis in het midden van de gemeente, ligt mijns inziens wel verankerd in het getuigen van de Heer. Het is prachtig als getuigen leidt tot openbare belijdenis. Dat mag je ook hopen en verwachten. Maar: meer dan over het aantal belijdenissen, meer dan over de leeftijd waarop dat gedaan wordt, zou de christelijke gemeente zich moeten bekommeren over het getuigen en leren getuigen. Met dit dus: de bijbel, het psalmboekje, een cdtje, een kampboekje, met twijfel, met kritiek, met verantwoordelijkheid en goede voorbeelden om jongeren heen, maar ook met een tafel, met brood en wijn.

===

(Noot: Binnen de Protstantse Kerk is in veel gemeenten uiteraard al de praktijk dat kinderen/jongeren aan het avondmaal (mogen) gaan, maar dat geldt niet voor het overgrote deel van de gemeenten in het achterland van de HGJB.)

Laat kinderen het avondmaal vieren

611_420_4_3221_0_nl_beeld_website_pagina_1Onderstaand bericht is overgenomen uit het Friesch Dagblad van 5 juni 2015 en is naar aanleiding van mijn bijdrage op het HGJB symposium ‘te jong om ja te zeggen?’ op 4 juni 2015 in Huizen. (dit is de link naar het bericht op de website van het Friesch Dagblad)

Jos de Kock: laat kinderen het avondmaal vieren

De HGJB hield donderdagavond het symposium Te jong om ja te zeggen? over belijdenis doen. Volgens dr. Jos de Kock is leeftijd echter niet belangrijk. Het gaat om inwijding, en daarvoor is het avondmaal een uitgelezen plek, ook voor jongeren.

Op basis van de cijfers uit de ledenadministratie van de Protestantse Kerk is de tendens zichtbaar dat het aantal belijdenissen binnen de Protestantse Kerk in de afgelopen jaren afneemt. Dat is niet alleen toe te schrijven aan de afname van het aantal kerkleden op zich.

Vaak wordt gezegd dat de afnemende betrokkenheid van jongeren bij instituten als de kerk de oorzaak is van deze terugloop. Ongebondenheid, individualiteit en lossere vormen van gemeenschap passen meer bij jongeren van nu, aldus godsdienstpedagoog Jos de Kock. Dat is echter niet het hele verhaal, meent hij. ,,Het afzien van belijdenis doen zegt namelijk ook iets over de betekenis die jongeren geven aan geloven en aan geloofspraktijken in de kerk.”

Belijden kan in verschillende vormen en praktijken gestalte krijgen, stelt de De Kock, die onder meer medewerker is van het Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk en Cultuur van de PThU. ,,Mijn indruk is dat voor een deel van de jongeren geldt dat zij best kunnen en willen belijden, en dat ook al in praktijk brengen, in de betekenis van getuigen. Getuigen van de Heer van de kerk, de Heer van je leven. Maar deze jongeren ervaren tegelijkertijd schroom of moeite: zij hebben vragen en twijfels rond doop, verantwoordelijkheid, trouw en de geldende geloofspraktijken.”

Daarnaast is zijn indruk dat veel jongeren schroom hebben om ‘on-getwijfeld’ te getuigen. ,,Zij geloven wel, of misschien wel, soms ook niet misschien, of vragen zich af of ze geloven, of wat dat eigenlijk is, et cetera. Voor deze groep geldt dat vragen rond trouw en verantwoordelijkheid gewoonweg worden overschaduwd door geloofsvragen.”

Deze indrukken roepen bij De Kock twee vragen op. ,,Hoe kunnen we kinderen en jongeren in de christelijke gemeente dienen bij het getuigen van de Heer en het leren getuigen van de Heer – inclusief alle twijfels en vragen daaromheen? Welke consequenties heeft dat voor de praktijk van de (openbare) belijdenis in het midden van de gemeente?”

,,Antwoorden op de eerste vraag kunnen zijn: een goede geloofsopvoeding thuis, goede voorbeelden in de gemeente aan wie je je kunt optrekken, goede vormen van catechese die aansluiten bij de leeftijdsgroep, opvoedkringen voor ouders, et cetera. Dat is allemaal belangrijk.”

Daarnaast kan de christelijke gemeente kinderen en jongeren dienen met de praktijk van het avondmaal, meent De Kock. Binnen de PKN is in veel gemeenten al de praktijk dat kinderen/jongeren aan het avondmaal gaan, maar dat geldt niet voor het overgrote deel van de gemeenten in het achterland van de HGJB.

,,Het avondmaal is een uitgelezen plek om te getuigen van de Heer en de uitgelezen plek om dat getuigenis steeds opnieuw te leren”, aldus De Kock. Dat leren gebeurt niet door in jezelf te kijken, maar door te zien op Jezus: dat is de kijkrichting van het leerproces. Dít belijden, opgevat als het getuigen van de Heer, is nooit een toestand waarin iemand zich bevindt, maar altijd een leerproces. Oftewel: leren door te participeren, deel te nemen aan de geloofsgemeenschap. Dat is wat er bij de avondmaalsviering gebeurt. En dat is wat de christelijke gemeente moet gunnen aan alle leeftijden, dus ook aan kinderen en jongeren.”

Je kunt natuurlijk niet zomaar alle kinderen op het avondmaal afsturen, en hoort er wel uitleg en voorbereiding bij, erkent De Kock. ,,Denk aan de eerder genoemde zaken zoals geloofsopvoeding en voorbeeldfiguren in de gemeente.”

Inwijding gaat wat hem betreft echter niet vooraf aan avondmaalsviering, maar avondmaalsviering ís inwijding. ,,Voor vorming en opvoeding en inwijding zijn andere manieren te bedenken dan die ene openbare belijdenis met bijbehorende belijdeniscatechese waarvoor je minimaal zestien of achttien moet zijn. Dat kan ook in een kleiner verband met het betrekken van de ouders erbij. En op continue basis in plaats van op één toelatingsmoment. De continue uitleg en voorbereiding en viering is wat ik noem: inwijding.”

Voedingsbodem

Welke consequenties heeft dit voor de praktijk van de openbare belijdenis? ,,Daar waar de gemeente aan kinderen en jongeren gelegenheid biedt om te getuigen en te leren getuigen – in een avondmaalsviering en op allerlei andere manieren – kan dat een goede voedingsbodem zijn voor het ontwikkelen van binding aan de geloofsgemeenschap. En dat is weer belangrijk voor het afleggen van belijdenis.”

,,In de tweede plaats: Wanneer jongeren geen belijdenis doen omdat de gebruiken en praktijken van de gemeente niet passen bij de roeping van de christelijke gemeente, dan is er huiswerk voor de hele gemeente. Jongeren zijn een belangrijke spiegel voor de gemeente.”Openbare belijdenis zou in elk geval niet als drempel moeten fungeren op de weg naar de avondmaalsviering, stelt De Kock. ,,’Belijdenis doen als toegangspoortje tot het avondmaal’, zoals een jongere opmerkte. Maar ook niet andersom: het vieren van het avondmaal als opstapje naar het belijdenis doen. De rode draad moet zijn: het voortdurende getuigenis en leren getuigen van de Heer, persoonlijk en als gemeente. Dat getuigenis ligt verankerd in de doop, wordt levend gehouden bij de maaltijd van de Heer en kán gestalte krijgen in een openbare belijdenis.

Een overhandigingsmomentje: Journal of Youth and Theology

journal-youth-theology

Brill’s Acquisitions Editor Mirjam Elbers presenting the first copy of JYT 14.1 to Jos de Kock, editor in chief.

Leiden (NL) / Boston (MA) / Singapore (SG) – 4 June 2015

As of 2015, Brill is set to publish the Journal of Youth & Theology

Brill, the international scholarly publisher, adds the renowned peer-reviewed journal Journal of Youth & Theology to its growing portfolio of journals on Theology and World Christianity. The Journal of Youth & Theology is an international, ecumenical, peer-reviewed journal that aims at furthering the academic study of youth and youth ministry. Research articles mainly have theology as a core discipline but are often interdisciplinary, combining the theological approach with sociological and psychological perspectives. The journal is of interest to scholars in religious studies, theology, religious education, sociology, pedagogy and psychology.

Brill Adds Journal of Youth Theology to Journal Program
Mirjam Elbers, Brill’s Acquisitions Editor for Theology: “The Journal of Youth & Theology was founded 14 years ago and has been published by the International Association for the Study of Youth Ministry, addressing the growing need for academic research in this field. We are excited that this journal now comes to us, further strengthening our unique and growing collection of journals on Theology and World Christianity.”

Dr. Jos de Kock, editor of the Journal of Youth & Theology, says: “We are proud that the journal will be published by Brill, a publishing house with such a rich history and a strong international focus. Since its inception in 2002, Journal of Youth & Theology aims at furthering the research on youth and youth ministry on an academic level.”

Dr. Bard Norheim, president of the International Association for the Study of Youth Ministry: “We are delighted with the cooperation with Brill. It will help strengthen our position in the field and our international focus. We look forward to further serving international scholarship in this particular field.”

For more information on the acquisition, contact Sam Bruinsma, Senior VP Business Development at Brill, bruinsma@brill.com, T: +31 (0)71 5353 517.

For more information on sales and where to order, please contact sales-nl@brill.com (customers outside the Americas), sales-us@brill.com (customers in the Americas), or visit Brill’s website http://www.brill.com/jyt.

About Brill
Founded in 1683 in Leiden, the Netherlands, Brill is a leading international academic publisher in 20 main subject areas, including Middle East and Islamic Studies, Asian Studies, Classical Studies, History, Biblical and Religious Studies, Language & Linguistics, Biology, and International Law. With offices in Leiden and Boston and a representative office in Singapore, Brill today publishes 230 journals and around 1000 new books and reference works each year, available in both print and electronic form. Brill also markets a large number of primary source research collections and databases. The company’s key customers are academic and research institutions, libraries, and scholars. Brill is a publicly traded company and is listed on Euronext Amsterdam NV. For more information, visit http://www.brill.com.

About IASYM
The IASYM is focused on furthering the academic study and research of youth and youth ministry, the formal teaching and training of youth ministry (at universities, seminaries, denominations, para-church organisations, local ministries, or wherever else it may occur), and on the growth and development of youth ministry as a recognised profession.