Bijbelgebruik in het protestants-christelijk primair en voortgezet onderwijs

Nieuwerkerk, School met de Bijbel.

Vandaag zijn de uitkomsten van ons onderzoek naar de plaats van de Bijbel in school in het protestants-christelijk p.o. en v.o. gepubliceerd. Het onderzoek is in opdracht van Verus uitgevoerd door de Christelijke Hogeschool Ede en het Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk en Cultuur van de Protestantse Theologische Universiteit. Corina Nagel-Herweijer en dr. Elsbeth Visser-Vogel voerden het onderzoek uit en het geheel stond onder begeleiding van dr. Jan Marten Praamsma (CHE) en ondergetekende (OJKC – PThU). Hieronder de belangrijkste bevindingen op een rij [overgenomen uit het persbericht]:

De Bijbel wordt in de volle breedte van het christelijk onderwijs op veel verschillende manieren gebruikt. Leraren en leidinggevenden ervaren wel uitdagingen bij het gebruik van de Bijbel in de klas en de school: leerlingen zijn niet altijd geïnteresseerd, en ook collega’s weten soms niet goed wat ze met de Bijbel aan moeten. Leraren geven ook aan dat ze kennis en vaardigheden missen, met name om het gesprek met leerlingen te voeren en hen in staat te stellen zelf betekenis in de Bijbel te ontdekken.

Dat blijkt uit een kwalitatief onderzoek in opdracht van Verus naar de plaats van de Bijbel in het christelijk primair en voortgezet onderwijs. Corina Nagel-Herweijer en dr. Elsbeth Visser-Vogel voerden het onderzoek namens de Protestantse Theologische Universiteit en de Christelijke Hogeschool Ede uit. In focusinterviews ondervroegen zij leraren en schoolleiders van zes po- en zes vo-scholen naar hun perceptie van de plaats van de Bijbel in hun school. De onderzochte scholen vertegenwoordigen de volle breedte van protestants-christelijk primair en voortgezet onderwijs in Nederland.

Direct en indirect Bijbelgebruik
Het onderzoek schetst een rijk beeld van de rol die de Bijbel op de scholen speelt. Direct gebeurt dat vooral in de dagopeningen, het vakgebied godsdienst/levensbeschouwing en vieringen. Ook is Bijbelgebruik meer indirect terug te zien in bijvoorbeeld kernwaarden die scholen aan de Bijbel ontlenen en de manier waarop leidinggevenden en leraren zich in hun dagelijks handelen door de Bijbel laten inspireren.
Leraren vertelden over openhartige gesprekken met hun leerlingen naar aanleiding van een Bijbelgedeelte. Leidinggevenden vertelden hoe de Bijbel hen inspireert bij het creëren van een veilig werk- en leerklimaat voor hun docenten en leerlingen. De Bijbel blijkt in veel gevallen in het DNA van de school te zitten.

Een vreemd boek dat schuurt
Veel ondervraagde leraren en leidinggevenden ervaren het als een probleem dat heel wat leerlingen en collega’s de relevantie van de Bijbel niet bij voorbaat inzien. Zoals veel leraren worstelen met de desinteresse van hun leerlingen, staan schoolleiders voor de vraag hoe zij bij een deel van hun leraren de waarde van de Bijbel voor het onderwijs voor het voetlicht kunnen brengen.
Daarnaast kan een gebrek aan kennis en vaardigheden leiden tot handelingsverlegenheid bij het aan de orde stellen van de Bijbel in de klas. De reflex is dan om te proberen de Bijbel toch interessant, begrijpelijk of aantrekkelijk te maken.
Het onderliggende probleem zou echter wel eens kunnen zijn dat de Bijbel voor leraren en schoolleiders zelf niet relevant is, of juist té vertrouwd en vanzelfsprekend, opperen Nagel en Visser. Door de Bijbel te introduceren als een vreemd boek dat schuurt met wat vertrouwd en vanzelfsprekend is en waarin steeds opnieuw betekenis moet worden ontdekt, kunnen bij leerlingen en collega’s nieuwe ingangen gevonden worden.

Niet alleen een geloofsboek
Zowel bij leerlingen als bij leraren kan het helpen om andere ingangen te zoeken, denken de onderzoekers. Anders dan zowel gelovige als niet-gelovige leraren vaak denken, is de Bijbel niet alleen een geloofsboek. Het is ook een cultuurboek dat helpt om de cultuur te verstaan en een wijsheids- of levensboek “waaraan wij onze ervaringen kunnen spiegelen en waardoor wij ons kunnen laten inspireren als zinzoekend wezen. Elk van deze ingangen kan het relevantiebesef van leraren en leerlingen voor de Bijbel vergroten”, aldus de onderzoekers.
Ze pleiten voor professionalisering van leraren, die zich vooral zou moeten richten op uitbreiding van de godsdienstpedagogische en didactische gereedschapskist die zij nodig hebben om de Bijbel een plek in hun onderwijs te geven.

Reactie Verus
“Verus ziet in dit onderzoek een appel aan christelijke scholen om intern het gesprek te voeren over de vraag waarom het weerbarstige, tegendraadse verhaal van de Bijbel een blijvende plek verdient in het verhaal over goed onderwijs”, zegt voorzitter Wim Kuiper. “Het laat ook de behoefte zien aan praktische handvatten om het Bijbelse verhaal op een vernieuwende, creatieve manier met leerlingen en collega’s aan de orde te stellen. Daar levert Verus graag een bijdrage aan.”

Het volledige onderzoeksrapport is te lezen op http://www.verus.nl/bijbelonderzoek.

 

Bevrijd de catechese uit haar isolement

Het septembernummer van CW Opinie is een themanummer over opvoeding. Daarin verscheen onderstaand interview waarin ik word bevraagd over het verschijnsel catechese.

Bevrijd de catechese uit haar isolement
Interview door Nels Fahner met Jos de Kock.

Wordt er überhaupt nog veel catechese gegeven in de klassieke zin van het woord: overdracht van geloofskennis?
“Klassieke catechese zou je kunnen zien als: catecheseavonden waarbij een groep leeftijdsgenoten bij elkaar komt onder leiding van een catecheet. Dat hoeft trouwens niet perse kennisoverdracht te zijn, want catechese is een veel breder begrip. Er is op dit punt veel ongelijktijdigheid. Je kunt zo de kerken aanwijzen waarbij dit helemaal niet meer op het programma staat. Maar bij andere kerken is catechese, weliswaar niet op de klassieke manier, wel in beeld en worden niet alleen kinderen, maar ook volwassenen op die manier gevormd. Er is dus veel catechese in de kerk, maar het gebeurt niet op geplande momenten. In die zin is catechese niet aan het verdwijnen, er is juist veel in beweging. Maar klassieke catechese, dat wil zeggen op basis van een methode en met een strak uitgelijnd curriculum, dat komt inderdaad lang niet overal meer voor.”

Wat is het belangrijkste dat kinderen moeten leren via catechese?
“Dat is een goede vraag, die ik mijn studenten en de predikanten met wie ik werk ook veel voorleg. Er is niet één antwoord op te geven. Er zijn veel antwoorden mogelijk. Mijn ervaring is dat die antwoorden niet zo zeer per kerkgenootschap of denominatie verschillen. Het is juist erg verschillend per catecheet, dus per persoon die de catechese geeft, welk antwoord er gegeven wordt.” Persoonlijk vind ik het bijvoorbeeld waardevol dat een kind of jongere door catechese God en zichzelf leert kennen en leert om te leven en vieren in gemeenschap met andere gelovigen.

Als ik het goed begrijp geeft u als tip om voordat je een bepaalde methode kiest, vooral stil te staan bij het doel van catechese. Wordt catechese dan niet heel erg individueel bepaald?
“Wat het eerste betreft: de doelstelling is het meest sturende element in de catechese. Als je daar heel expliciet over bent, kun je ook scherpe keuzes maken. Dat bepaalt hoe de catechisanten zich kunnen bewegen binnen de gegeven ruimte. Het bepaalt ook hoe je een methode gebruikt. Je kunt wel blind een methode volgen, maar dan lever je je ook uit aan de doelstelling van die methode. Wil je dat wel, is dan de vraag.
Het is niet zo dat het daardoor heel individueel wordt. Dat valt wel mee, is mijn ervaring. Catechese moet wel passend zijn bij de groep waarmee je werkt, bij de geloofsgemeenschap, bij de catecheet zelf. Zo is er ook altijd een verbinding met de traditie.”

‘Vieren is leren’ is een uitspraak die u in een eerder artikel deed. Kunt u dat eens toelichten? Op welke manier leren kinderen door te vieren?
“Je kunt eigenlijk van alles in de plek van ‘vieren’ zetten, want kinderen zijn continu aan het leren. Maar als het gaat om de kerkdienst als viering, het bidden, het samenkomen is dat ook zeker het geval. Wat zo bijzonder is aan kerkdiensten, is dat het momenten zijn waarbij heel veel zintuigen worden aangesproken. Je kunt leren zien als een kwestie van informatie tot je nemen, maar leren heeft ook heel veel te maken met emotie, met fysieke ervaringen, met ruiken en voelen. Als een kind leert fietsen, is het vallen en de pijn die daarbij gevoeld wordt, onderdeel van het leerproces. En er komt ook vreugde bij kijken als het lukt.
Voor kerken zie ik daarom twee belangrijke punten. Allereerst: ga ervanuit dat er heel veel geleerd wordt in vieringen. Dan is het de vraag: hoe vieren wij? Hoe vindt dat leren plaats? Ten tweede kun je dat besef dat er op deze manier geleerd wordt ook omzetten in actie. Je kunt dan de pragmatische vraag stellen hoe er in de catechese winst te boeken valt. Je kunt met elkaar een boek openslaan, maar je kunt catechese ook zo vormgeven dat er meer zintuigen bij betrokken zijn.
In een bepaalde gemeente ging het bijvoorbeeld om de zorg voor gevangenen. Een predikant kan daar dan over spreken met jongeren. Maar in dit geval besloot de predikant om met catechisanten op bezoek te gaan bij gevangenen. Precies dat is catechese. Je kunt natuurlijk ook andere labels erop plakken. Dit heeft ook alles met je doelstelling te maken, om terug te komen op wat ik net zei. Als je doel is om jongeren te leren voor gevangenen te zorgen, ze daar ervaring mee te laten opdoen, dan voel je al aan dat je er niet bent door er alleen aan tafel over te praten. Dat praten is niet verkeerd, er hoort alleen een andere categorie doelstelling bij. In dit geval leidt die niet tot datgene waar je het voor doet.”

U hebt dus eigenlijk een heel breed catechese-begrip.
“Ja. Maar historisch is het ook zo dat catechese nooit los stond van het leven van een geloofsgemeenschap. Het is een ontwikkeling geweest in de afgelopen eeuw in de protestantse kerken dat we met elkaar in een lokaal gaan zitten, waarbij er ofwel een referaat van de catecheet volgt of er veel discussie is en gesprek. In beide gevallen is dat een heel verbale manier van bezig zijn met geloofsinhouden. Ik zou zeggen: vooral het leven is uitgangspunt, en soms is daarbij uitleg nodig: waarom doen we het zoals we het doen? Dan ga je met elkaar aan tafel zitten om dat te bespreken.
Maar wat heeft het dan nog voor zin om op dinsdagavond een uurtje bij elkaar te komen, vragen mensen mij weleens. Het is zeker belangrijk om regelmatig even de zaken met een zekere afstand te bekijken: waar zijn we eigenlijk mee bezig als gemeenschap? En ja, dan helpt het om de bronnen te raadplegen, Bijbelpassages te lezen en te overdenken met elkaar. Dan is het niet een geïsoleerd gebeuren.”

In een groep heb je vaak kinderen met verschillende interesses en verschillende intelligentie. Hoe ondervang je die verschillen?
“Dat is een veel gehoorde vraag van catecheten die daarmee worstelen. Vaak wordt dan als voorbeeld gegeven het jongetje op het gymnasium en het vmbo-meisje die samen catechisatie volgen waarbij het jongetje verbaal sterk is en het meisje het eng vindt om überhaupt te praten. Dat is natuurlijk vooral lastig als het om het verbale gaat. Wat dat betreft moet je in doelstellingen breed denken. Dat meisje kan bepaalde dingen heel goed. Je moet dus krachten bij verschillende mensen aanboren en hen bedienen in je doelstelling.”

Klopt het dat kennisoverdracht tegenwoordig wordt gehinderd door het idee dat het vooral allemaal leuk moet zijn? Kan dat wel? Soms zij dingen niet ‘leuk’.
“Dat kan natuurlijk zo zijn. Maar het is volgens mij niet zo dat het overal zo leuk moet zijn dat er daarom geen kennisoverdracht plaats vindt. ‘Leuk’ is ook belangrijk. Leren heeft te maken met emotie. Die herinnering heeft iedereen wel, dat leren iets was dat gemak en plezier verschafte omdat je er interesse in had.
Het is wel zo dat er andere doelstellingen centraal zijn komen te staan in de catechese. Het is meer een doel geworden om met elkaar in gesprek te zijn over thema’s in geloof, en kinderen hebben daarbij meer zelf in te brengen. Dat is een verschuiving die heeft plaatsgehad. Het gaat ook meer over het doen, over samen dingen ondernemen. Er is daar doorheen nog steeds sprake van ontwikkeling van meer kennis. Dat is alleen van de buitenkant niet altijd zichtbaar. Het gaat inderdaad minder om de inhoud van de catechismus of feiten uit de kerkgeschiedenis. Maar het is de vraag of dat erg is.”

Het lijkt mij toch van wel? Ik ben zelf nu 31 jaar en ik kom er nu wel achter dat er een verschil van leven volgt uit de ideeën over hoe dat leven in elkaar zit.
“Natuurlijk. We moeten de kennisontwikkeling als doelstelling ook scherp houden. Daarom wordt er in methodes voor kinder- en basiscatechese ook veel aan feitenkennis gedaan voor kinderen van een jaar of tien, elf. Veel kinderen op die leeftijd vinden het leuk om die informatie tot zich te nemen. Het is ook een heen-en-weerbeweging: op het moment dat kennisoverdracht naar de achtergrond verdwijnt, zijn er ook weer initiatieven die dat element terugbrengen.”