Onderzoek doen is teamwork: drie nieuwe publicaties

Onderzoek doen is een kwestie van teamwork. Die persoonlijke overtuiging kan geïllustreerd worden met het verschijnen van drie hele verschillende publicaties dit jaar. Alle drie zijn het publicaties die door teamwork tot stand zijn gekomen en zijn ‘geboren’ vanuit verschillende onderzoeken die we de afgelopen jaren binnen het Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk en Cultuur aan de PThU hebben uitgevoerd.

Rond de tafel: participatie van jongeren aan het avondmaal
Om te beginnen: op woensdag 26 september vindt de feestelijke boekpublicatie plaats van Rond de tafel. Maaltijd vieren in liturgische contexten (onder redactie van Mirella Klomp, Peter-Ben Smit en Iris Speckmann). Met grote dank aan collega Mirella Klomp is dit mooie boek gerealiseerd. In Rond de tafel schrijven collega Ronelle Sonnenberg en ik een bijdrage over de participatie van jongeren aan het avondmaal. De centrale vragen in onze bijdrage zijn: sluit de Maaltijd van de Heer voor jongeren aan bij het belichaamd (ook wel: embodied) karakter dat in protestantse liturgie meer en meer belangrijk wordt gevonden, en hoe draagt de Maaltijd bij aan de (geloofs)vorming van jongeren? We beantwoorden die vragen door empirisch onderzoek te presenteren dat de ervaringen van jonge participanten in beeld brengt.

Empirisch onderzoek
Over empirisch onderzoek naar jongeren in relatie tot geloven gesproken: dat is niet zonder uitdagingen. Vorige maand verscheen een artikel van collega Bard Norheim (Noorwegen) en mij in International Journal of Practical Theology over deze vraag: hoe kunnen empirische observaties als startpunt dienen voor theologische reflectie op geloofspraktijken van kinderen en jongeren? Het artikel “Youth Ministry Research and the Empirical” is via deze link te vinden of via een berichtje bij mij op te vragen.

Normativiteit
Empirisch onderzoek doen en daarmee theologie bedrijven roept ook allerlei vragen op over normativiteit. Daar mag wat mij betreft wel wat nadrukkelijker bij stilgestaan worden in het rapporteren over empirisch praktisch theologisch onderzoek. Over de vraag waarom dat zo van belang is en hoe je dat praktisch kunt doen, hebben collega’s Erik Renkema, Ronelle Sonnenberg en ik het afgelopen jaar gezamenlijk gereflecteerd. Dat resulteerde in het artikel “Normativity in empirical youth ministry research” dat we gedrieën schreven en dat later dit jaar zal verschijnen in Journal of Youth and Theology.

Teamwork
Er zijn maar weinig dingen in het leven die je geheel zelf tot stand kunt brengen. Dat geldt zeker voor goed onderzoek. Onderzoek doen is een kwestie van teamwork. De drie genoemde publicaties zijn daar de vruchten van.

Hoe krijg je jongeren meer betrokken bij het avondmaal?

Na eerdere bijdragen over kinderen en het vieren van het avondmaal (zie Laat kinderen het avondmaal vieren en Getuigen en leren getuigen: het hele verhaal), nu een bijdrage over jongeren en het vieren van het avondmaal. Deze bijdrage verscheen vorige week onder de titel “Hoe krijg je jongeren meer betrokken bij het avondmaal?” op de website van JOP, jongerenorganisatie van de protestantse kerk. Zij vatten op de website het onderzoek naar de participatie van jongeren aan avondmaalspraktijken van collega Ronelle Sonnenberg en mij netjes samen. Het is te lezen via deze link.

Mogelijkheid onderzoekssamenwerking kinderen/jongeren & geloof

Er is een interessante mogelijkheid tot onderzoekssamenwerking op het gebied van kinderen/jongeren & geloof:

Gepromoveerde predikanten en andere gepromoveerde theologen hebben nu de mogelijkheid om aan de PThU als geassocieerd onderzoeker te werken aan wetenschappelijk onderzoek en een wetenschappelijke publicatie.

Diverse collega’s uit de verschillende onderzoeksgroepen zijn bereid om daarin met je samen te werken. Dat geldt natuurlijk ook voor mij. Dus: ben jij gepromoveerd predikant/theoloog en geinteresseerd in verder empirisch praktisch theologisch onderzoek op het gebied van kinderen/jongeren & geloof? Neem dan gerust contact met me op. Meer informatie is hier te vinden.

Jos de Kock doet onderzoek op het terrein van kinderen/jongeren & geloof; het snijvlak van leren en vieren; vormgeving van en resultaten van catechesepraktijken; begeleiden van leerprocessen in de christelijke gemeente;  en godsdienstige vorming in geloofsgemeenschappen, waaronder scholen. Het onderzoek betreft praktisch theologisch onderzoek met een sterke empirische component en de discipline van de godsdienstpedagogiek is het specialisme van De Kock.

Three new publications: Ritual, Apprenticeship & Youth Ministry research

I would like to share with you the publication of the following three research articles that might be interesting for some of you. These articles are for an important part product of reflections within our IASYM community in the past years and are (to be) published in high ranked journals. I am really happy with that. The first one on ritual, worship and learning (together with Ronelle Sonnenberg) has just been published in Studia Liturgica. The second one on apprenticeship learning is to be published in the coming months in Religious Education, where the third one which is a reflection on the empirical as starting point for youth ministry research (together with Bård Eirik Hallesby Norheim) is to be published later this year in International Journal of Practical Theology.
– De Kock, A., & Sonnenberg, P.M. (2016). Ritual links worship and learning. An empirical and theoretical contribution from the perspective of young people participating in the Lord’s Supper. Studia Liturgica, 46(1-2), 68-84
– De Kock, A. (2017). Challenges to apprenticeship learning in religious education: narrow use of the apprenticeship model and current developments in youth ministry. Accepted for publication in Religious Education.
– De Kock, A., & Norheim, B.E.H. (2017). Youth ministry research and the empirical. Accepted for publication in International Journal of Practical Theology.

 

 

Meer geloofsbeleving, meer lichaam

Column, te verschijnen in Jente, nr. 24, oktober 2016lichaam

Je kent die oproep wel: “Er moet meer plaats zijn voor beleving in de kerk”. Je zou ook kunnen zeggen: “er moet meer plaats zijn voor het lichaam in de kerk”. Want geloofsbeleving heeft alles met je lichaam te maken. Daarom is het lichaam zo belangrijk in de geloofsopvoeding van kinderen. En dat is veel meer dan aan kinderen leren dat hun lichaam wonderlijk mooi gemaakt is door de Schepper.

Geloven is niet alleen een kwestie van dingen weten over God en de Bijbel. Geloven gaat ook over doen en voelen. Het lichaam speelt daarin een belangrijke rol. Beleving is een lichamelijke ervaring. Als je iets beleeft, ervaar je het bewust met je zintuigen: een omgeving, een gebeurtenis, God. Die bewuste ervaring wordt gevormd door bijvoorbeeld wat je ruikt, wat je voelt met je huid of letterlijk in je onderbuik.

Lichamelijke ervaringen vormen op een bepaalde manier je geloof. Denk maar heel concreet aan hoe de kerkbank zit, de geur van je bijbeltje, het gevoel tijdens het zingen van een lied. Deze lichamelijke ervaringen, op enig moment opgedaan, kun je een heel leven lang met je meedragen.

Het lichaam is op nog een andere manier belangrijk in de geloofsopvoeding. Je lichaam helpt je ook om uiting te geven aan je geloof: denk maar eens aan de houding waarin je bidt, de handen die je opsteekt tijdens een worship moment of de gebaren die je maakt als je met je kinderen spreekt over God. En in de kerk zijn er natuurlijk de sacramenten: het water van de doop dat je voelt, het brood en de wijn die je proeft. In rituelen en sacramenten doet het lichaam volop mee.

Het lichaam heeft dus een belangrijke rol in de vorming van geloof en de expressie van geloof. Geloofsopvoeding moet zich daarom niet beperken tot het spreken, het lezen en het Woord. Bijbelse dagboekjes en een goed gesprek op zijn tijd zijn natuurlijk belangrijk. Maar geloofsopvoeding besteedt ook aandacht aan het doen, voelen en het ritueel.

Meer geloofsbeleving kan dus alleen als er ook meer aandacht voor het lichaam is.

Getuigen en leren getuigen: het hele verhaal

avondmaal“Wat hoorde ik, heb je een steen in de vijver gegooid?!”
“Ik hoorde dat jij het avondmaal wilt openstellen voor kinderen?”
“ik hoorde….

De afgelopen twee weken overkwam me dit een aantal keer. Dat ik mensen ontmoette die ‘hadden gehoord’. Ik had in een korte bijdrage op een HGJB symposium iets over kinderen en avondmaalsviering gezegd en dat blijkt vervolgens aardig doorverteld te zijn. En dat doorvertellen is een logische keuze als het oorspronkelijke verhaal, de tekst van de bijdrage, niet beschikbaar is. Die kon niet gedeeld worden, want die had ik de afgelopen weken netjes bij me gehouden.

Maar ik merk nu dat dat de goede zaak niet dient. Daarom geef ik het hieronder alsnog in zijn geheel vrij. En dat doe ik, zoals altijd, in de hoop dat het een goed gesprek, een goede vraag, een goede gedachte of wat dan ook voor goeds oplevert.

 

Getuigen en leren getuigen in relatie tot avondmaalsviering en belijdenis doen.
Gedachten met het oog op kinderen en jongeren in de gemeente.

Jos de Kock

Bijdrage tijdens HGJB symposium ‘te jong om ja te zeggen?’, 4 juni 2015, Huizen.

 
0. Drie ervaringen.
Ik wil starten met het delen van drie ervaringen. En ik heb daarvoor wat spullen meegebracht.

De eerste ervaring is er eentje van elke zondag. Ik zit dan met mijn vrouw en dochters trouw in de kerk. Dit is mijn bijbel. Herziene statenvertaling. Psalmen oude berijming. Dit is het tasje van Ruth, zij is zeven jaar, groep 3. Met psalmboekje. Leren lezen dus ook leren psalmversjes lezen. Elke week oefent ze in de kerk met het zingen van de psalmen, terwijl ze de woorden mee leest. Psalm 121 was een tijd terug favoriet: ’s Sla d’ogen naar ’t gebergte heen, vanwaar ik dag en nacht des Hoogsten bijstand wacht. Ze zong het zomaar spontaan een keer in een afgeladen sporthal op de tribune toen we naar een bloedstollende partij korfbal aan het kijken waren.

De tweede ervaring is er eentje van eens per jaar. Het traditionele pinksterkamp van de jeugdvereniging. Jaarlijks hoogtepunt. Niet alleen vanwege sport en spel en de corvee; of omdat ik meega. Maar ook vanwege tijd voor samen zingen, bijbelstudie en stille tijd. Dit jaar met het thema “meer dan genoeg – geloven in afhankelijkheid”. Hier het kampboekje. Een van de bijbelstudies had duidelijk impact op de jongeren. Voor de een bleek de lange stilte voor het persoonlijk stil bijbellezen confronterend en maakte het nodige los. Voor weer een ander was er een herkenning en bemoediging in het gezongen lied: “De hemel zal niet wachten en de aarde gaat voorbij”.

De derde ervaring heeft geen vaste frequentie. Maar gisteren deden we het nog: dansen door de kamer met heel hard Marcel en Lydia Zimmer op. Dit is het CD hoesje. De verzameling breidt de afgelopen jaren uit. Dit is het kadootje voor de doopverjaardag eerder deze week van Esra, mijn andere dochter. En zo trakteerden mijn dochters en ik de buren gisteren op een hartstochtelijk zingen “Ik zal U loven met heel mijn hart, Ik zal U eren met heel mijn verstand… “ enzovoorts.

1. Te jong? Belijden en getuigen.
“Te jong om ja te zeggen?” De vraag hoe het komt dat een jonge generatie, van wie je het wel hoopt of verwacht, al dan niet overgaat tot het doen van belijdenis vind ik eerlijk gezegd interessanter dan de vraag waarom ze dat op steeds latere leeftijd zouden doen. Maar het een heeft natuurlijk te maken met het ander. Vaak wordt betoogd dat de afnemende betrokkenheid van jongeren bij instituten als de kerk de oorzaak is van de terugloop in het aantal belijdenissen. Ongebondenheid, individualiteit en lossere vormen van gemeenschap passen meer bij jongeren van nu. Dat is een fenomeen dat ook opgaat voor politieke partijen en vakbonden. Ik denk dat dat een belangrijk punt is, maar het is niet het hele verhaal. Het afzien van belijdenis doen zegt namelijk ook iets over de betekenis die jongeren geven aan geloven en aan geloofspraktijken in de kerk.

Ik denk dat lang niet alle jongeren die afzien van de openbare belijdenis, niet zouden willen of kunnen belijden. Mijn indruk is in de eerste plaats dat voor een deel van de jongeren geldt dat zij best kunnen en willen belijden, en dat ook al in praktijk brengen, in de betekenis van getuigen. Getuigen van de Heer is een van de vier motieven van openbare belijdenis: de andere drie zijn: doop-beaming, medeverantwoordelijkheid willen dragen in de gemeente van Christus en trouw te blijven bij de gemeenschap van Woord en sacramenten. Jongeren die willen getuigen ervaren tegelijkertijd schroom of moeite op het vlak van die andere drie motieven: zij hebben vragen en twijfels rond doop, verantwoordelijkheid, trouw en bestaande geloofspraktijken.

In de tweede plaats is mijn indruk dat veel jongeren schroom hebben om ongetwijfeld te getuigen. Zij geloven wel, of misschien wel, soms ook niet misschien, of vragen zich af of ze geloven, of hoe ze dat moeten weten, wat dat eigenlijk is, etcetera. Voor deze groep geldt dat vragen rond trouw en verantwoordelijkheid gewoonweg worden overschaduwd door geloofsvragen.

2. Getuigen en leren getuigen. Met speciale aandacht voor avondmaalsviering.
Deze indrukken roepen bij mij twee vragen op: (1) hoe kunnen we kinderen en jongeren in de christelijke gemeente dienen bij het getuigen van de Heer en het leren getuigen van de Heer (incluis alle twijfels en vragen daaromheen)? En (2) welke consequenties heeft dat voor de praktijk van de (openbare) belijdenis in het midden van de gemeente?

Zonder mensen in hokjes te willen stoppen, is het zinvol om onderscheid te maken in verschillende groepen. In de eerste plaats is daar de groep jongeren die wel kunnen en willen getuigen maar die schroom of moeite hebben om verantwoordelijkheid te dragen en zich te verbinden met de geloofsgemeenschap. Met het oog op deze groep is het belangrijk om te bedenken dat verantwoordelijkheid iets is dat je moet leren: in de tiener- en jongvolwassene leeftijd. Geef deze jongeren dus verantwoordelijkheid in de gemeente. Denk bijvoorbeeld aan die pinksterkamp ervaring: geef jongeren verantwoordelijkheid om samen een bijbelstudie vorm te geven en om samen een kamp te organiseren. Daarnaast denk ik aan vormen van catechese waar jongeren zelf zaken mogen voorbereiden. Ook het samenwerken met volwassen gemeenteleden, bij het uitvoeren van activiteiten in de gemeente kan helpen..

In de tweede plaats is daar de groep jongeren die zich soms wel of soms niet verbinden met de geloofsgemeenschap maar geloofsvragen hebben die de zin in het dragen van verantwoordelijkheid overschaduwen. Met het oog op deze groep is het belangrijk dat zij plekken en ontmoetingen hebben waarin die vragen gesteld kunnen worden. Dat vraagt om goede geloofsopvoeding thuis waarin twijfel en vragen serieus genomen worden, en dus vraagt het ook om ondersteuning van ouders (opvoedkringen etcetera) om hieraan vorm te geven. Het vraagt om goede getuigende voorbeelden waaraan jongeren zich kunnen optrekken. En deze jongeren zijn gedien met vormen van catechese waar dit soort twijfel serieus genomen wordt en onderwerp van gesprek zijn.

En dan is daar, in de derde plaats, nog de groep van hele jonge jongeren: de kinderen in de gemeente, die heel wel getuigen van de Heer of daar op hun manier in aan het zoeken zijn, en waarvan redelijkerwijs geen grote verantwoordelijkheid mag verwacht worden. Zij getuigen en leren getuigen op de manier zoals met dat psalmboekje en in de sporthal. Of in de huiskamer met een cdtje opgezet. Samen psalmen (leren!) zingen, en samen dansen met de familie Zimmer. Kijken naar mooie platen in de kinderbijbel en meedoen met actie schoenendoos.

Al deze antwoorden komen u bekend voor. Er wordt veelvuldig over geschreven en gesproken: een goede geloofsopvoeding thuis, goede voorbeelden in de gemeente waar je je aan op kunt trekken, het zogenaamde ‘gesprek tussen de generaties’, goede vormen van catechese die aansluiten bij de leeftijdsgroep, opvoedingskringen voor ouders, goede aandacht in het gezin etcetera. En ik vind dat ook allemaal belangrijk.

Een ander, mijns inziens belangrijk, antwoord, dat veel minder vaak wordt gegeven is deze: de christelijke gemeente kan kinderen en jongeren dienen met de praktijk van het avondmaal. Dit antwoord mag mijns inziens niet ontbreken. In de drie ervaringen die ik schetste, psalmen zingen in de kerkbank, dansen door de kamer, en samen zijn op pinksterkamp, speelt vieren een belangrijke rol. Vieren door te zingen, door te dansen, door samen te zijn. Dat vieren beperkt zich niet tot het bijwonen van een kerkdienst of het horen van een preek. In het vieren wordt getuigd van de Heer en op hetzelfde moment wordt het geloof gezocht en opnieuw gevonden, het wordt geleerd. Ook, of beter gezegd, juist, het avondmaal is een uitgelezen plek om te getuigen van de Heer en de uitgelezen plek om dat getuigen steeds opnieuw te leren. Het avondmaal dient of helpt (a) het zien op Jezus en (b) de verkondiging , het getuigen van Zijn dood.

Leren getuigen in de avondmaalsviering gebeurt niet door in jezelf te kijken, maar door te zien op Jezus: dat is de kijkrichting van het leerproces. Dít belijden, opgevat als het getuigen van de Heer, is nooit een toestand waarin iemand zich bevindt, maar altijd een leerproces. Oftewel: leren door te participeren, deel te nemen aan de geloofsgemeenschap. Dat is wat er bij de avondmaalsviering gebeurt. En dat is wat de christelijke gemeente, denk ik, moet gunnen aan alle leeftijden, dus ook aan kinderen en jongeren.

Wij komen overigens in kleinere en grotere onderzoeken, uitgevoerd door studenten of binnen ons Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk & Cultuur, ook steeds weer op het spoor van de nauwe verwevenheid van geloofsleren en vieringen. Vieren = leren. En wel op een hele rijke manier: niet alleen leren door cognitief bezig te zijn, maar ook door actief te handelen, deel te nemen, door samen te zijn met anderen en door onderdeel te zijn van een geloofsgemeenschap. En precies al deze elementen zitten vervat in die avondmaalsviering. Bovendien: In het vieren van het avondmaal doen alle zintuigen mee; het is niet slechts verstandelijk wat informatie uitwisselen met elkaar. En in de avondmaalsviering ben je niet aan het geven maar aan het ontvangen. Ook dit multisensorische en ontvangende van de deelname aan deze viering sluit nauw aan bij waar opgroeiende kinderen en jongeren gebaat bij zijn.

Ik besef dat avondmaalspraktijken doorgaans voor kinderen en jongeren niet zo aantrekkelijk zijn. Veel jongeren zien er weinig in. Zitten erbij te kijken. En dat is ontzettend jammer. De potentie is zoveel groter. Je zult op dit punt dus ook kritisch moeten kijken naar huidige avondmaalspraktijken. En natuurlijk kun je niet zomaar alle kinderen op het avondmaal afsturen en hoort er wel uitleg en voorbereiding bij. Die avondmaalsviering moet ingebed zijn in dit: die bijbel, het psalmboekje, de cd het pinksterkampboekje etcetera: een voortdurend proces van uitleg en voorbereiding, van geloofsopvoeding en inwijding: thuis en in de gemeente. Belijdenis doen heeft alles te maken met getuigen en inwijding in de geloofsgemeenschap. Die Inwijding gaat niet vooraf aan de avondmaalsviering, maar avondmaalsviering ís inwijding, ís getuigen én léren getuigen. En nóg een belangrijke kanttekening: met kinderen en jongeren aan het avondmaal ziet de belijdenispraktijk er niet automatisch beter uit. Maar het mag wat mij betreft niet onbenut blijven.

3. Consequenties voor de praktijk van (openbare) belijdenis.
Goed. Nu naar die tweede vraag: de consequenties voor de praktijk van de openbare belijdenis. In de eerste plaats: Daar waar de gemeente aan kinderen en jongeren gelegenheid biedt om te getuigen en te leren getuigen kan dat een goede voedingsbodem zijn voor het ontwikkelen van verantwoordelijkheid en trouw in de gemeente. En dat is weer belangrijk voor het afleggen van belijdenis. Dat kan op verschillende manieren: De een geef je verantwoordelijkheid, de ander moet geloofstwijfels op tafel kunnen leggen; Weer anderen, zoals ik, gaan zingen en dansen. Maar ook geldt: het kan door het samen vieren van de maaltijd van de Heer.

In de tweede plaats: als jongeren zich niet klaar voelen voor het dragen van verantwoordelijkheid in de kerk kan dat gewoon een legitieme reden zijn om geen belijdenis te doen. Maar als de reden gezocht moet worden in de gebruiken en praktijken van de gemeente die in de ogen van jongeren niet passen bij de roeping van de christelijke gemeente, dan is er huiswerk voor de hele gemeente. Jongeren zijn een belangrijke spiegel voor de gemeente. Zijn geloofspraktijken in de gemeente werkelijk vieringen, zijn ze getuigend van de Heer? Kunnen kinderen en jongeren echt mee vieren in de gemeente? De praktijk van belijdenis doen moet niet verworden tot een inwijding in de status quo maar moet ruimte bieden aan persoonlijke en soms kritische geloofsgetuigenissen.

Tot slot, in de derde plaats: een belijdenis in termen van commitment, trouw en verantwoordelijkheid mag verwacht worden op de weg naar volwassenheid: voor de een als jongvolwassene, voor de ander als adolescent, voor weer een ander veel later. Die vorm van belijdenis, die we kennen als openbare belijdenis in het midden van de gemeente, ligt mijns inziens wel verankerd in het getuigen van de Heer. Het is prachtig als getuigen leidt tot openbare belijdenis. Dat mag je ook hopen en verwachten. Maar: meer dan over het aantal belijdenissen, meer dan over de leeftijd waarop dat gedaan wordt, zou de christelijke gemeente zich moeten bekommeren over het getuigen en leren getuigen. Met dit dus: de bijbel, het psalmboekje, een cdtje, een kampboekje, met twijfel, met kritiek, met verantwoordelijkheid en goede voorbeelden om jongeren heen, maar ook met een tafel, met brood en wijn.

===

(Noot: Binnen de Protstantse Kerk is in veel gemeenten uiteraard al de praktijk dat kinderen/jongeren aan het avondmaal (mogen) gaan, maar dat geldt niet voor het overgrote deel van de gemeenten in het achterland van de HGJB.)

Laat kinderen het avondmaal vieren

611_420_4_3221_0_nl_beeld_website_pagina_1Onderstaand bericht is overgenomen uit het Friesch Dagblad van 5 juni 2015 en is naar aanleiding van mijn bijdrage op het HGJB symposium ‘te jong om ja te zeggen?’ op 4 juni 2015 in Huizen. (dit is de link naar het bericht op de website van het Friesch Dagblad)

Jos de Kock: laat kinderen het avondmaal vieren

De HGJB hield donderdagavond het symposium Te jong om ja te zeggen? over belijdenis doen. Volgens dr. Jos de Kock is leeftijd echter niet belangrijk. Het gaat om inwijding, en daarvoor is het avondmaal een uitgelezen plek, ook voor jongeren.

Op basis van de cijfers uit de ledenadministratie van de Protestantse Kerk is de tendens zichtbaar dat het aantal belijdenissen binnen de Protestantse Kerk in de afgelopen jaren afneemt. Dat is niet alleen toe te schrijven aan de afname van het aantal kerkleden op zich.

Vaak wordt gezegd dat de afnemende betrokkenheid van jongeren bij instituten als de kerk de oorzaak is van deze terugloop. Ongebondenheid, individualiteit en lossere vormen van gemeenschap passen meer bij jongeren van nu, aldus godsdienstpedagoog Jos de Kock. Dat is echter niet het hele verhaal, meent hij. ,,Het afzien van belijdenis doen zegt namelijk ook iets over de betekenis die jongeren geven aan geloven en aan geloofspraktijken in de kerk.”

Belijden kan in verschillende vormen en praktijken gestalte krijgen, stelt de De Kock, die onder meer medewerker is van het Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk en Cultuur van de PThU. ,,Mijn indruk is dat voor een deel van de jongeren geldt dat zij best kunnen en willen belijden, en dat ook al in praktijk brengen, in de betekenis van getuigen. Getuigen van de Heer van de kerk, de Heer van je leven. Maar deze jongeren ervaren tegelijkertijd schroom of moeite: zij hebben vragen en twijfels rond doop, verantwoordelijkheid, trouw en de geldende geloofspraktijken.”

Daarnaast is zijn indruk dat veel jongeren schroom hebben om ‘on-getwijfeld’ te getuigen. ,,Zij geloven wel, of misschien wel, soms ook niet misschien, of vragen zich af of ze geloven, of wat dat eigenlijk is, et cetera. Voor deze groep geldt dat vragen rond trouw en verantwoordelijkheid gewoonweg worden overschaduwd door geloofsvragen.”

Deze indrukken roepen bij De Kock twee vragen op. ,,Hoe kunnen we kinderen en jongeren in de christelijke gemeente dienen bij het getuigen van de Heer en het leren getuigen van de Heer – inclusief alle twijfels en vragen daaromheen? Welke consequenties heeft dat voor de praktijk van de (openbare) belijdenis in het midden van de gemeente?”

,,Antwoorden op de eerste vraag kunnen zijn: een goede geloofsopvoeding thuis, goede voorbeelden in de gemeente aan wie je je kunt optrekken, goede vormen van catechese die aansluiten bij de leeftijdsgroep, opvoedkringen voor ouders, et cetera. Dat is allemaal belangrijk.”

Daarnaast kan de christelijke gemeente kinderen en jongeren dienen met de praktijk van het avondmaal, meent De Kock. Binnen de PKN is in veel gemeenten al de praktijk dat kinderen/jongeren aan het avondmaal gaan, maar dat geldt niet voor het overgrote deel van de gemeenten in het achterland van de HGJB.

,,Het avondmaal is een uitgelezen plek om te getuigen van de Heer en de uitgelezen plek om dat getuigenis steeds opnieuw te leren”, aldus De Kock. Dat leren gebeurt niet door in jezelf te kijken, maar door te zien op Jezus: dat is de kijkrichting van het leerproces. Dít belijden, opgevat als het getuigen van de Heer, is nooit een toestand waarin iemand zich bevindt, maar altijd een leerproces. Oftewel: leren door te participeren, deel te nemen aan de geloofsgemeenschap. Dat is wat er bij de avondmaalsviering gebeurt. En dat is wat de christelijke gemeente moet gunnen aan alle leeftijden, dus ook aan kinderen en jongeren.”

Je kunt natuurlijk niet zomaar alle kinderen op het avondmaal afsturen, en hoort er wel uitleg en voorbereiding bij, erkent De Kock. ,,Denk aan de eerder genoemde zaken zoals geloofsopvoeding en voorbeeldfiguren in de gemeente.”

Inwijding gaat wat hem betreft echter niet vooraf aan avondmaalsviering, maar avondmaalsviering ís inwijding. ,,Voor vorming en opvoeding en inwijding zijn andere manieren te bedenken dan die ene openbare belijdenis met bijbehorende belijdeniscatechese waarvoor je minimaal zestien of achttien moet zijn. Dat kan ook in een kleiner verband met het betrekken van de ouders erbij. En op continue basis in plaats van op één toelatingsmoment. De continue uitleg en voorbereiding en viering is wat ik noem: inwijding.”

Voedingsbodem

Welke consequenties heeft dit voor de praktijk van de openbare belijdenis? ,,Daar waar de gemeente aan kinderen en jongeren gelegenheid biedt om te getuigen en te leren getuigen – in een avondmaalsviering en op allerlei andere manieren – kan dat een goede voedingsbodem zijn voor het ontwikkelen van binding aan de geloofsgemeenschap. En dat is weer belangrijk voor het afleggen van belijdenis.”

,,In de tweede plaats: Wanneer jongeren geen belijdenis doen omdat de gebruiken en praktijken van de gemeente niet passen bij de roeping van de christelijke gemeente, dan is er huiswerk voor de hele gemeente. Jongeren zijn een belangrijke spiegel voor de gemeente.”Openbare belijdenis zou in elk geval niet als drempel moeten fungeren op de weg naar de avondmaalsviering, stelt De Kock. ,,’Belijdenis doen als toegangspoortje tot het avondmaal’, zoals een jongere opmerkte. Maar ook niet andersom: het vieren van het avondmaal als opstapje naar het belijdenis doen. De rode draad moet zijn: het voortdurende getuigenis en leren getuigen van de Heer, persoonlijk en als gemeente. Dat getuigenis ligt verankerd in de doop, wordt levend gehouden bij de maaltijd van de Heer en kán gestalte krijgen in een openbare belijdenis.