Meditatie uitgesproken bij de opening van de vergadering van de Federale Synode van Protestantse en Evangelische Kerken in België op 5 februari 2022
Tijdens het huidige academiejaar aan de ETF Leuven sta ik op verschillende momenten van overdenking stil bij het evangelie van Mattheüs. Vandaag, bij deze bijzondere gelegenheid van uw synodevergadering, wil ik bij twee passages uit het Mattheüs evangelie stilstaan.
De eerste passage is Mattheus 4: 1-11. Deze passage volgt op de beschrijving van de doop van Jezus door Johannes in de Jordaan. En deze passage staat direct voor de beschrijving van Jezus’ gang naar Kapernaüm waar Hij Zijn prediking aanving: “Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen”.
1 Toen werd Jezus door de Geest weggeleid naar de woestijn om verzocht te worden door de duivel.
2 En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte honger.
3 En de verzoeker kwam bij Hem en zei: Als U Gods Zoon bent, zeg dan dat deze stenen broden worden.
4 Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt.
5 Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad en zette Hem op het hoogste gedeelte van de tempel,
6 en hij zei tegen Hem: Als U de Zoon van God bent, werp Uzelf dan naar beneden, want er staat geschreven dat Hij Zijn engelen voor U bevel zal geven, en dat zij U op de handen zullen dragen, opdat U Uw voet niet misschien aan een steen stoot.
7 Jezus zei tegen hem: Er staat eveneens geschreven: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken.
8 Opnieuw nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg, en hij liet Hem al de koninkrijken van de wereld zien, met hun heerlijkheid,
9 en zei tegen Hem: Dit alles zal ik U geven, als U knielt en mij aanbidt.
10 Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen.
11 Toen liet de duivel Hem gaan; en zie, engelen kwamen en dienden Hem.
We kunnen op verschillende manieren deze bijbelpassage op ons in laten werken. Ik wil er bij deze gelegenheid op twee manieren naar kijken.
In de eerste plaats kunnen we kijken naar de zaken waarmee de duivel Jezus probeert te verzoeken:
- Als u Gods Zoon bent: maak van deze stenen broden
- Als u Gods Zoon bent: werp u van de tempel en de engelen zullen wel op handen dragen en u daarmee redden
- Als U voor mij knielt, geef ik u al de koninkrijken van de wereld met hun heerlijkheid.
De eerste twee verzoekingen zijn van de categorie: “bewijs me dat u Gods Zoon bent”. De derde vezoeking heeft te maken met een andere categorie: dien mij als duivel en geniet van alle heerlijkheden van de wereld.
Ook volgelingen van Christus kunnen op deze twee manieren verzocht worden. Op ons pad tussen doop en prediking. In de eerste plaats, God voor je karretje spannen om maar duidelijk te maken dat het geloof en het volgen van Christus direct resultaat heeft, ja meer nog: goed is voor wonderen op afroep. In de tweede plaats, niet God maar de duivel dienen. Dus: de duivel voor je karretje spannen. Met deze twee categorieën verzoeking heeft de gelovige vandaag de dag en de kerk tot op vandaag te maken: God voor je karretje spannen of je helemaal van God afwenden en je op het dienen van de duivel richten.
In de tweede plaats kunnen we ons concentreren op de wijze waarop Jezus zich wapent tegen deze verzoekingen. En dat is kortgezegd door: “het staat geschreven, het staat geschreven, het staat geschreven”. Door de Schrift(en) als leidraad serieus te nemen. Hier in het bijzonder Deuteronomium 8:3, 6:16, 6:13: Het staat geschreven….
… dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt…
… U mag de HEERE, uw God, niet op de proef stellen, zoals u Hem bij Massa op de proef hebt gesteld….
… U moet de HEERE, uw God, vrezen, Hem dienen en bij Zijn Naam zweren. U mag niet achter andere goden, de goden van de volken die rondom u zijn, aan gaan.
Het zwaard van de Geest, de Geest die in Jezus werkzaam was, en met Zijn doop werd gemarkeerd, is het Woord van God (Ef. 6:17). Dit maakt duidelijk dat we als volgelingen van Jezus de Schrift hebben te onderzoeken, daarover te mediteren en het te gebruiken in het leven van alledag. Ook als er verzoekingen op ons pad komen. Wij zijn allemaal geroepen om de Schrift een belangrijke plek te geven in ons leven en in ons kerk zijn. Daarvoor moeten we de Schrift lezen, regelmatig tot ons nemen, daarover mediteren.
Deze dagen las ik een stukje verderop in het Mattheüs evangelie. En met het “het staat geschreven” in het achterhoofd, vroeg ik mij af: wat heeft deze Schriftplaats te zeggen, wat maakt deze Schriftplaats duidelijk? Het gaat om een heel bekende passage: Mattheüs 5: 1-12.
1 Toen Jezus de menigte zag, ging Hij de berg op, en nadat Hij was gaan zitten, kwamen Zijn discipelen bij Hem.
2 En Hij opende Zijn mond en onderwees hen. Hij zei:
3 Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
4 Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.
5 Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
6 Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
7 Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden.
8 Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.
9 Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
10 Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
11 Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij.
12 Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.
De woorden van Jezus beschrijven de mensen die in het koninkrijk van God leven. Deze woorden kunnen we op verschillende manieren op ons af laten komen. Als een spiegel bijvoorbeeld: voldoen wij aan al deze kenmerken? Maar ook als een bemoediging: de genoemde beloften geven troost in situaties waarin volgelingen van Jezus in de verdrukking komen. We kunnen het ook lezen als een appél: het bevat een oproep, een aansporing om het leven op een bepaalde manier in te richten.
Wat gebeurt er als we deze woorden vandaag als een appél op ons af laten komen? Wat zie ik vandaag om mij heen, in de wereld, in onze eigen samenleving? Ik zie veel angst, onzekerheid, onbegrip, polarisatie. En ook in kerken zien we voorbeelden waar we dezelfde labels op kunnen plakken: angst, onzekerheid, onbegrip, polarisatie. Mijn aandacht werd getrokken naar vers 9 , waar Jezus zegt: Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
Wat doe ik in de confrontatie met angst, onzekerheid, onbegrip, polarisatie? Span ik God voor mijn karretje? Span ik de duivel voor mijn karretje? Jezus gaat ons voor en zegt: Nee, want er staat geschreven, er staat geschreven, er staat geschreven. Wat staat geschreven? Mijn aandacht werd getrokken naar vers 9: Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
Vredestichters zijn. Geconfronteerd met angst, onzekerheid, onbegrip en polarisatie: Gods woord biedt een spiegel voor ons vandaag, een bemoediging en een appél: Er staat geschreven: Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
Wees een vredestichter.
Prof. Dr. Jos de Kock, rector Evangelische Theologische Faculteit, Leuven.