Christelijke volwassenheid? Over doelen in kerkelijk of christelijk jongerenwerk.

Wat is het doel van kerkelijk of christelijk jeugdwerk? Als je deze vraag stelt aan tien jeugdwerkers of aan tien voorgangers of aan tien jongeren: je krijgt vermoedelijk tien verschillende antwoorden. Hoewel je overeenkomsten zal ontdekken in de antwoorden, zal ieder antwoord een eigen accent kennen. Zomaar wat voorbeelden: in kerkelijk jeugdwerk draait het om het ontwikkelen van geloof. Het gaat in het christelijk jongerenwerk om het ontdekken van eigenwaarde. Het gaat erom dat jongeren liefde en geborgenheid ervaren. Het gaat uiteindelijk om de navolging van Christus.

Achter al deze antwoorden kunnen beelden over christelijke volwassenheid schuil gaan. Wat betekent het om als christen je te ontwikkelen naar een volwassen ‘status’? Ook het antwoord op die vraag kent vele verschillende antwoorden. Deze brede waaier aan beelden over doelstellingen en volwassenheidsidelan kom je niet alleen tegen in praktijken van jongerenwerk maar ook in de youth ministry onderzoeksliteratuur. Om daar wat meer zicht op te krijgen, en orde te scheppen, voerde ik een literatuurreview uit: een onderzoek naar wetenschappelijke studies die tussen 1996 en 2021 in peer-reviewed tijdschriften verschenen en raken aan het thema doelen van kerkelijk of christelijk jongerenwerk.

De uitkomsten van de reviewstudie zal ik binnenkort op een conferentie van de International Association for the Study of Youth Ministry in Atlanta (V.S.) presenteren. In deze blog lees je alvast een samenvatting.

Conclusie één: je vindt een enorme variëteit aan doelen van kerkelijk/christelijk jongerenwerk en/of een enorme variëteit aan hoe deze doelen worden verwoord.

Conclusie twee: de doelen kunnen globaal in drie categorieën worden ingedeeld: (a) doelen in het domein van spirituele ontwikkeling, (b) doelen in het domein van persoonlijke ontwikkeling en (c) doelen in het domein van sociale ontwikkeling. Doelen met betrekking tot spirituele ontwkkeling hebben te maken met bijvoorbeeld: ontwikkeling van geloof; vorming van identiteit (“in Christus zijn), op Christus gaan lijken; discipelschap; en het doormaken van spirituele groei. Doelen met betrekking tot persoonlijke ontwikkeling hebben te maken met zaken als ontwikkelen van zelfbewustzijn, reflexiviteit en het ontwikkelen van moreel en ethisch denken. Het domein van sociale ontwikkeling heeft betrekking op doelen die gaan over het ervaren van verbondenheid, het ontwikkelen van vertrouwen in de ander, het vermogen om te zorgen, sociale rechtvaardigheid en verzoening.

Conclusie drie: voor alle (categorieën) doelen geldt dat zij op twee manieren gericht kunnen zijn. De meest voorkomende gerichtheid die je in de literatuur aantreft is die van jongerenwerk dat bijdraagt aan de individuele ontwikkeling van individuele jonge mensen. Veel minder vaak zien we in de literatuur bereflecteerd dat doelen gericht kunnen zijn op de communale of gemeenschapsontwikkeling van de kerk of de geloofsgemeenschap.

Conclusie vier: we zien twee benaderingen van hoe het domein van spirituele ontwikkeling in verband staat tot de domeinen van persoonlijke ontwikkeling en sociale ontwikkeling. Door sommige auteurs wordt spirituele ontwikkeling als domein naast die van persoonlijke en sociale ontwikkeling geplaatst. Spirituele ontwikkeling onderscheidt zich van de andere domeinen doordat het is geworteld in een religieuze bron: een geloof in God of het transcendente. In deze benadering is het domein van spirituele ontwikkeling nevengeschikt aan andere domeinen van ontwikkeling (persoonlijke en sociale ontwikkeling) en alle samen vormen ze het geheel van menselijke ontwikkeling. Andere auteurs kiezen voor een tweede benadering waarbij spirituele ontwikkeling als een alles bepalende dimensie van menselijke ontwikkeling wordt opgevat. In deze benadering moeten doelen op het gebied van spirituele ontwikkeling holistisch worden begrepen. Deze holistische benadering heeft twee consequenties: spirituele ontwikkeling is in wezen de kern of het meest sturende onderdeel van menselijke ontwikkeling; en spirituele ontwikkeling omvat of kleurt de ontwikkeling in de andere domeinen van persoonlijke ontwikkeling en sociale ontwikkeling.

De uitkomsten van deze reviewstudie reopt een aantal vragen voor verder onderzoek op. Bijvoorbeeld: welke volwassenheidsidealen of concrete doelstellingen komen meer en minder voor in praktijken van kerkelijk/christelijk jeugdwerk en hoe kan diversiteit op dit punt worden verklaard? Op welke wijze hebben bijvoorbeeld theologische overwegingen daarin een rol; en/of welke andere factoren zijn bepalend? Een ander voorbeeld: is in de praktijk vast te stellen (en zo ja, hoe) of doelen op het gebied van spirituele ontwikkeling of groei worden bereikt? Welke betekenis kan dat hebben voor onderzoek naar de werking en effectiviteit van diverse vormen van kerkelijk/christelijk jongerenwerk en het ontwikkelen van onderzoekstinstrumenten daarvoor?

Prof. Dr. Jos de Kock

Hoogleraar Praktische Theologie, ETF Leuven.

Van wie zijn de kinderen?

Whose children are they?

Dat is de titel van de jaarlijkse conferentie van de Religious Education Association (REA), die van 10 tot 14 juli 2023 zal worden gehouden aan de Universiteit van St. Thomas in Saint Paul, Minnesota. En ik mag de programmavoorzitter van de conferentie zijn. Samen met collega’s Ronelle Sonnenberg (PThU, Amsterdam, Nederland) en Karen-Marie Yust (Presbyterian Seminary, Richmond, USA), hebben we als team deze vraag op de agenda van de conferentie gezet: Wiens kinderen zijn zij?

Maar waarom? Dat leg ik hieronder graag uitgebreid uit. En ik nodig je uit om met mij contact op te nemen als je een suggestie hebt, een urgentie kwestie zou willen aandragen voor de conferentie of anderszins ideeën hebt die je met me wilt delen.

De religieuze en godsdienstige vorming van een nieuwe generatie vindt op verschillende plaatsen plaats. In het gezin, op scholen, in het levensbeschouwelijk en godsdienstonderwijs in het bijzonder, en in geloofsgemeenschappen. Maar ook in het publieke domein, in de media en op het World Wide Web. De wijze waarop vorm wordt gegeven aan religieuze vorming is zeer divers en hangt samen met verschillende dimensies (zintuiglijk, cognitief, affectief, ervaringsgericht etc.). De opvatting dat religieuze vorming inwijding in een particuliere geloofstraditie betekent, heeft op verschillende plaatsen plaatsgemaakt voor een veelheid van andere benaderingen.

Naast inwijding functioneren ook doelstellingen zoals tot een beter zelfverstaan komen, een zinvol of doelgericht leven leiden of bijvoorbeeld het vermogen ontwikkelen om een interreligieuze dialoog aan te gaan. Een nieuwe generatie wordt opgevoed te midden van allerlei opvoeders die verschillende en soms tegenstrijdige doelstellingen hebben met betrekking tot religieuze opvoeding, uitgaande van eenzelfde verantwoordelijkheidsbesef om het kind op haar of zijn religieuze weg te (bege)leiden.

Dit roept de fundamentele en uitdagende vraag op: wie is verantwoordelijk voor de religieuze opvoeding van kinderen? Wiens kinderen zijn zij? Wie neemt uiteindelijk de leiding om een richting aan te geven in het proces van religieuze ontwikkeling van een nieuwe generatie?

Dit is zowel een beschrijvende als een normatieve vraag. Vanuit een beschrijvend perspectief kunnen we ons afvragen wie of wat de religieuze weg bepaalt die een kind of jongere gaat. Vanuit een normatief perspectief kunnen we ons afvragen wie of wat zou moeten bepalen welk religieus pad een nieuwe generatie inslaat? Zowel deze beschrijvende als deze normatieve vraag vormen de basis voor het conferentiethema, dat in drie richtingen zal worden uitgewerkt.

Ten eerste werpt de conferentie licht op kinderen en jongeren zelf: hoe beleven zij hun religieuze vorming? Wie zijn de bepalende factoren in hun ontwikkeling? Ten tweede werpt de conferentie licht op de huidige benaderingen van verschillende opvoeders. Welke opvattingen hebben opvoeders over de nieuwe generatie, over het kind, over de jongere? Welke opvoedingsidealen sturen het gedrag van opvoeders, van ouders en van jeugdwerkers in geloofsgemeenschappen? Aan wie denken opvoeders dat het kind toebehoort? Wie zijn uiteindelijk het meest sturend in hoe een kind zich ‘religieus’ ontwikkelt? Ten derde werpt deze conferentie licht op de normatieve vraag die erachter schuilgaat: wie bepaalt wat voor wie in de religieuze opvoeding? Als de particuliere religieuze traditie niet langer het doel of de bedding is van de religieuze opvoeding, wat moet dan de rol zijn van voorgangers in geloofsgemeenschappen? Wat moet de rol van de ouders zijn en hoe moeten scholen en leraren godsdienst en levensbeschouwing hun positie kiezen? Als het kind veel meer gericht moet zijn op religieus zelfverstaan: is het kind dan uiteindelijk “van zichzelf”? En wat houdt dat precies in?

Vragen in deze drie richtingen nemen we waar in het onderzoek dat we in onze eigen onderzoeksinstituten uitvoeren en we herkennen ze in de discussies die binnen REA veelvuldig worden gevoerd rond uiteenlopende thema’s. Met de samenvattende vraag “Wiens kinderen zijn zij?” stellen we een fundamentele vraag aan de orde die urgent is bij het verkennen en bevorderen van de onderling verbonden praktijken van wetenschap, onderzoek, onderwijs en leiderschap in geloofsgemeenschappen, academische instellingen en de bredere samenleving. Urgent, omdat de huidige zeer pluralistische, gefragmenteerde en soms gepolariseerde wereld ervoor zorgt dat de vraag naar gezag en verantwoordelijkheid in pedagogische relaties een grondige reflectie behoeft, zowel van professionals als van wetenschappers.

Naast een academisch en een praktijkgericht perspectief, zal de conferentie haar hoofdvraag vanuit het perspectief van verschillende disciplines benaderen. In de eerste plaats denken we aan de twee disciplines die vaak aan bod komen in REA: het pedagogisch en het theologisch perspectief. Daarnaast vraagt de vraag “van wie zijn de kinderen?” om een (ontwikkelings)psychologisch perspectief, maar ook om een godsdienstwetenschappelijk perspectief. Wat dit laatste betreft, komt het thema van de interreligieuze dialoog of het vraagstuk van de verhouding tussen staat en school en religie in verschillende contexten aan de orde. Bovendien zal de vraag vanuit een micro-, meso- en macroniveau worden behandeld.

Wij zijn ervan overtuigd dat de fundamentele vraag “Wiens kinderen zijn zij?” en het thema “verantwoordelijkheden voor de religieuze vorming van een nieuwe generatie” in meerdere religieuze tradities en op verschillende manieren actueel zijn.

The REA2023 annual meeting is prepared by Jos de Kock and Ronelle Sonnenberg of the Platform for International Research on Youth Ministry and Religious Education in Flanders and the Netherlands (in which ISREYM at ETF Leuven and OJKC at PThU are cooperating) together with Karen-Marie Yust (Presbyterian Seminary, Richmond, USA).

Jongeren en de kerk: goed kijken maar!

Onderstaande tekst verscheen in het eerste nummer van het EJV Leidersmagazine dat eind 2021 verscheen.

De Kock, A. (2021). Jongeren en de kerk: goed kijken maar! EJV Leidersmagazine, 1(1), 8-9.

Jongeren en de kerk. De één wordt enthousiast bij het lezen van deze woordcombinatie. Misschien ben jij dat wel als kinder- of jeugdwerker: altijd te vinden voor een leuke activiteit met de jongsten in de gemeente. De ander wordt bezorgd: hoe houden we kerk en jeugd nog met elkaar verbonden? En misschien voel jij die zorg ook. Of het nu met enthousiasme is of met zorg; als je met elkaar spreekt over jongeren en de kerk, dan is het belangrijk hóe je kijkt naar jongeren en hóe je spreekt met en over jongeren.

In de eerste plaats kun je de jongere zien als individu. De verbinding tussen kerk en jongere heeft dan vooral te maken met de individuele jongere op weg helpen in een leven als gelovige. De kerk heeft een functie voor deze individuele zoektocht van een jongere. De kerk heeft een functie voor de jongere in het duidelijk maken wat het evangelie inhoudt en wat het volgen van Christus in de dagelijkse praktijk van het leven kan betekenen.

In de tweede plaats kun je de jongere zien als iemand die in relatie staat tot andere leeftijdsgenoten: de jongere als onderdeel van een peer groep. De verbinding tussen kerk en jongere heeft dan vooral op het oog om een jonge generatie, als groep, met elkaar het geloof te laten ontdekken en te beleven. De kerk heeft een functie voor jongeren in het bieden van plekken en momenten om met elkaar samen te komen, samen te (leren) geloven en om van daaruit ook de verbinding te maken met andere generaties.

De jongere is iemand voor de kerk als uniek individu. De jongere is ook iemand voor de kerk door wie zij is door de groep waartoe zij behoort. En er is nog een derde manier waarop je naar de jongere kunt kijken, namelijk als iemand wiens identiteit bepaalt wordt door de aanspraak van de Ander, van God. Wie de jongere is, zit niet in het unieke zelf, niet in de identeit van de groep maar in wie zij is voor God: kind van God, lid van het lichaam van Christus, Zijn gemeente.

Hoe spreek jij over jongeren in relatie tot de kerk? Hoe kijk je naar kinderen als je met hen spreekt of met hen optrekt in het kinder- en jeugdwerk? Elk van de drie genoemde manieren zijn belangrijk. En sluiten op elkaar aan. Het is belangrijk om jongeren heel persoonlijk en individueel van dienst te zijn met het vinden van een gelovig leven in het leven van hier en nu. Het is belangrijk om jongeren als groep serieus te nemen en letterlijk plekken te bieden waar zij als nieuwe generatie op hun eigen wijze kunnen samenkomen, kunnen ontspannen en God kunnen dienen. En het is belangrijk dat jongeren worden gezien als onmisbaar lid van de kerkgemeenschap. Zodat zij samen met oudere generaties het verlossende Evangelie van alle eeuwen ervaren, vieren en op hun beurt weer doorgeven. Jongeren en de kerk. Het verdient jouw enthousiasme. En het verdient jouw zorg. En het vraagt aandacht voor wie de jongere is. Goed kijken maar!

Prof. Dr. A. (Jos) de Kock. Godsdienstpedagoog en Hoogleraar Praktische Theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit, Leuven. Tevens coördinator van het ETF Leuven onderzoeksinstituut ISREYM: Institute for the Study of Religious Education and Youth Ministry.

Recente ontwikkelingen in kinder- en jongerenwerk en jongerencatechese

Wat zijn recente ontwikkelingen in kinder- en jongerenwerk en in jongerencatechese? Voor Ouderlingenblad schreef ik een overzichtsartikel dat ingaat op deze vragen. Via deze link is het artikel te lezen.

Via ons onderzoeksinstituut ISREYM (Institute for the Study of Religious Education and Youth Ministry) zetten we ons aan de ETF Leuven in om in samenwerking met andere instellingen academisch onderzoek naar praktijken van godsdienstige vorming en praktijken van christelijk geïnspireerd kinder- en jongerenwerk verder uit te bouwen. Ook wil het onderzoeksinstituut ISREYM “community learning” bevorderen van professionals, professionele organisaties en wetenschappers op de thema’s godsdienstige vorming en kinder- en jongerenwerk.

Naar aanleiding van: De Kock, A. (2021). Recente ontwikkelingen in kinder- en jongerenwerk en jongerencatechese. Ouderlingenblad, 98(1124), 6-9.

110 jaar HGJB: gefeliciteerd!

Deze week bekeek ik een vraaggesprek met Nico Belo en Jan Kranendonk, respectievelijk oud-directeur en huidig directeur van de HGJB (Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond). Het vraaggesprek is het eerste deel van een vierdelige serie ter gelegenheid van het 110 jarig bestaan van de HGJB dit jaar.

Ik feliciteer de HGJB van harte met deze mijlpaal. En ik wens de HGJB zegen van God toe voor al het werk met en voor kinderen en jongeren.

We mogen dankbaar zijn dat organisaties als de HGJB er zijn, ten dienste van kinderen en jongeren en ten dienste van kerken. Zij zijn het waard te feliciteren. Zo feliciteerde ik in 2016 ook JOP (nu bekend onder de naam Jong Protestant) met het toen tienjarig bestaan. Het werk van Jong Protestant, het werk van de HGJB en natuurlijk ook het werk van het EJV in Vlaanderen volg ik op de voet, en uiteraard niet alleen als ze jarig zijn.

De HGJB heeft voor mij persoonlijk een bijzondere betekenis. Ooit zelf nog jong nam ik deel aan HGJB vakanties. Als leidinggevende in het jeugdwerk en in de catechese maakte ik dankbaar gebruik van het HGJB materiaal. Bovendien heb ik een periode in het bestuur van de HGJB mogen bijdragen.

110 jaar is een hele leeftijd. En ik wens de HGJB nog vele jaren meer toe. Omdat ik geloof in de blijvende waarde van organisaties als de HGJB voor de ondersteuning van jonge mensen bij hun geloofsontwikkeling, of in de woorden van de HGJB missie: “jongeren van de gemeente bij Christus brengen, opdat ze Hem leren kennen, vertrouwen en navolgen.”

De HGJB heeft veel te betekenen voor kerken. Door het belang van inwijding van jonge mensen steeds weer hoog op de agenda te zetten. Kerk-zijn vraagt voortdurend aandacht voor inwijding via goed doordacht kinder- en jongerenwerk. Zowel in gevestigde gemeenten als in nieuwe vormen van kerk-zijn.

Ik wens de HGJB  alle goeds toe bij de belangrijke bijdrage die het daaraan levert.

Jos de Kock.

Het belang van goed doordacht kinder- en jongerenwerk

Prioriteit geven aan jonge generaties betekent voor kerken dat zij ook energie stoppen in goed doordacht kinder- en jongerenwerk.

In de visienota van de Protestantse Kerk in Nederland (Van U is de toekomst) wordt de kerk voorgesteld als een Woord- en tafelgemeenschap. Deze gemeenschap heeft “… inwijding, inlijving en toewijding nodig. Dit proces, dat begint bij de doop, draait om levenslang leren, bekeren, loslaten, dienen en delen. Oftewel, om de navolging van Jezus.” (p. 10).

Geïnspireerd door de visienota is een beleidskader voor de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk opgesteld (De toekomst open tegemoet) die deze week door de synode van de Protestantse Kerk wordt besproken. In dat beleidskader wordt geconstateerd dat gemeenten zichtbaar en relevant in de samenleving aanwezig willen zijn en jeugd en jonge gezinnen willen bereiken (p. 11). In dat licht betekent werken aan toekomstgericht kerk-zijn, naast een aantal andere punten, ook “prioriteit geven aan jonge generaties” (p. 15).

Die prioriteit wordt in het beleidskader in het bijzonder vertaald naar “bovenlokale bedding voor zingeving en geloven” (p. 21). “Het gaat daarbij om jonge mensen buiten de kerk die wel iets met zingeving willen maar dat niet bij onze kerk zoeken. En om jonge mensen die nog wel iets of zelfs veel met geloven hebben maar onze kerk (dreigen te) verlaten omdat ze zich daar niet meer thuis voelen” (p. 21). Er wordt voorgesteld om netwerken rond geloven en zingeving te versterken en nieuwe initiatieven te ontplooien waarmee jonge mensen zich kunnen verbinden.

Dit is op zichzelf een waardevolle denkrichting. Nu moeten we oppassen dat we beleidsnota’s niet teveel beoordelen op wat er niet in staat. Je kunt nu eenmaal niet alles evenveel woorden geven en soms gebeuren in de praktijk dingen toch wel, ook al staan ze niet expliciet in een beleidsnota. Dus het is met enige voorzichtigheid dat ik het volgende opmerk. Prioriteit geven aan jonge generaties vraagt om nog een andere denkrichting, een die ik in het beleidskader mis. En dat is de aandacht voor inwijding en goed doordacht kinder- en jongerenwerk in de geloofsgemeenschap, of dat nu de gevestigde gemeente of een nieuwe vorm van kerk-zijn is. Op de plekken waarin kinderen, jongeren, jonge gezinnen deel uitmaken van de Woord- en tafelgemeenschap.

Terecht formuleert de visienota dat inwijding, inlijving en toewijding om levenslang leren vraagt. Dat levenslang leren begint al bij de jongste leden van de gemeente. Dat vraagt om goed kinder- en jongerenwerk, inclusief theologische doordenking en praktische toerusting. Het geloof en de kerk functioneren door voortdurende praktijken van inwijding, al eeuwen lang. Dat vraagt om persoonsvorming en dus leren van jongsaf aan in allerhande praktijken binnen de geloofsgemeenschap.

In een bijdrage van een aantal jaren terug ging ik in op enkele ontwikkelingen die eraan bijdragen dat de aandacht voor inwijding in kerken naar de achtergrond kan verdwijnen. Kerken moeten dat niet laten gebeuren. Kerk-zijn vraagt voortdurend aandacht voor inwijding via goed doordacht kinder- en jongerenwerk. Zowel in gevestigde gemeenten als in nieuwe vormen van kerk-zijn. Ik moedig de Protestantse Kerk dan ook aan de aandacht voor inwijding in de geloofsgemeenschap niet te laten verslappen. En om te blijven investeren in de ontwikkeling en ondersteuning van goed doordacht kinder- en jongerenwerk.

Opvoeding en geloofsopvoeding: een godsdienstpedagogische reflectie

Het laatste nradixummer in 2019 van het tijdschrift Radix is een themanummer waarin gereflecteerd wordt over de betekenis van gezin en familie in onze tijd. In dit nummer schreef ik een artikel met een godsdienstpedagogische reflectie op opvoeding en geloofsopvoeding.

Wat zijn belangrijke gangbare visies op opvoeden en geloofsopvoeding in onze samenleving en wat zijn belangrijke pedagogische en theologische aspecten van de reflectie op opvoeding en geloofsopvoeding? Bij de bespreking van deze twee vragen ga ik in op idealen en opvoedingsstijlen in de opvoeding en geloofsopvoeding in gezinnen. Tevens bespreek ik verschillende vormen van geloofsopvoeding en wijs ik op belangrijke kernvragen voor pedagogische en theologische reflectie op praktijken van geloofsopvoeding, waaronder vragen over identiteit en autoriteit. Het artikel besluit ik met de belangrijkste uitdagingen voor kerken in relatie tot de geloofsopvoeding in gezinnen.

“De positie van ouders in het grootbrengen van een nieuwe generatie in de kerk is cruciaal. (…) Toch is er lang niet altijd de nodige aandacht in geloofsgemeenschappen voor het ondersteunen van de geloofsopvoeding door ouders. Kerkpraktijken en opvoedingspraktijken kun je weliswaar onderscheiden, maar ze zijn in wezen niet te scheiden. Geloofsopvoeding dient niet slechts de ontwikkeling van individuele (jonge) gelovigen, maar ook de opbouw van geloofsgemeenschappen. Het is in die betrekking tussen individu en gemeenschap dat geloofopvoeding een cruciale rol speelt.” (p. 349).

Naar aanleiding van: De Kock, A. (2019). Opvoeding en geloofsopvoeding. Een godsdienstpedagogische reflectie. Radix45(4), 341-350.

Opvoeddebat: Weet je dat je een prinsje bent?

Op donderdag 4 oktober om 20.00 uur organiseert De Nieuwe Koers in de Janskerk in Utrecht een debat over opvoeding en geloof. Het debat is een vervolg op het themanummer van De Nieuwe Koers over dit onderwerp dat begin dit jaar verscheen. Daarin vertelden verschillende experts dat christelijke opvoeders steeds meer het seculiere ideaal van een succesvol en pijnloos leven volgen.

Wat betekent dat voor de weerbaarheid van jongeren vandaag? Voor hun geloof? Hun godsbeeld? Op 4 oktober zullen betrokkenen uit onderwijs, opvoeding, kerk en politiek de degens kruisen in een opvoeddebat.

Onder meer Jos de Kock (ETF Leuven), Joël Voordewind (ChristenUnie), Harmen van Wijnen (CHE), Janneke Burger (Jente magazine), Ron van der Spoel (Passie voor Preken) en Els van Dijk (Evangelische Hogeschool) staan op het podium. Cabaretier Tim van Wijngaarden zorgt voor wat lucht en de broodnodige relativering, Tijs van den Brink heeft de leiding in handen.

Het debat wordt georganiseerd door De Nieuwe Koers in samenwerking met JOP (PKN), de CHE en de Evangelische Hogeschool. Het debat wordt mede mogelijk gemaakt door de JIP Foundation.

Summer course 2019: Faith learning – learning faith

Tijdens de ETF’s Summer Colloquium (19-24 augustus 2019) geef ik een summercourse “Faith learning- learning faith”.

Inschrijven kan hier: registration (tot 1 juni 2019).

 

 

Meer informatie over de inhoud:

What is the relationship between faith and learning? Although faith communities often invest in a variety of learning activities, one fundamental question is why one would do that at all. Another is what are good ways to do it, especially in current challenging times.

These questions are both pedagogical and theological. This course will introduce you to them as well as to a variety of possible answers. Furthermore, you will have time to reflect on practices of faith formation. You will learn to observe and analyse (your own) practices and, at the same time, learn both how to design learning activities for faith communities in your own personal context and how to develop a theologically and pedagogically based vision on the support of faith formation in other, different contexts.

Theoretically, the course will aid your study in the fields of practical theology, religious education, and youth ministry. Practically, the course will enable you to take a leading role in the development of learning activities in faith communities.

Dr. JOS DE KOCK is Practical Theologian and educational expert. He serves as Guest Professor in the Department of Practical Theology at ETF Leuven.

Ontmoeting essentieel voor kerk als leergemeenschap

 

Een  interview door René Heij in het Reformatorisch Dagblad van 13 september 2018

„Ik huiver ervan als mensen zich afzonderen en de ontmoeting met de ander uit de weg gaan”, zegt dr. Jos de Kock, die vrijdag afscheid neemt van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). „We zijn geroepen om in relatie te treden tot anderen.”

De kerkelijke geloofsgemeenschap is een ontmoetingsplek, aldus de universitair docent praktische theologie. „Er gebeurt heel veel als mensen elkaar ontmoeten en het gesprek aangaan. Ontmoeting is zelfs de kern in leerprocessen. In de kerk, in het onderwijs en in het gezin. Wie wegblijft en zichzelf terugtrekt, laat de mogelijkheid liggen om iets te leren. Dat is een principieel punt.”

In zijn werk voor het Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk en Cultuur (OJKC), dat verbonden is aan de PThU in Amsterdam, was ontmoeting een belangrijke component. Meer dan eens gaven dr. De Kock en zijn collega’s lezingen bij of overlegden zij met jeugdbonden en andere kerkelijke jongerenorganisaties. „Door het contact met die organisaties van verschillende kerkelijke denominaties kom je als onderzoeker de juiste vragen op het spoor. Ook weet je dan hoe er op de onderzoeksresultaten gereageerd wordt.”

Dr. De Kock constateert dat de verschillende organisaties onderling ook contact hebben. „Vaak hebben zij immers met dezelfde vragen te maken. Zo worstelen veel jeugdwerkers, ouderlingen en predikanten met de vraag hoe zij een nieuwe generatie kunnen verbinden aan en inwijden in de geloofsgemeenschap.”

„Jongeren groeien niet alleen op als individu”, vervolgt hij. „Het geloof heeft zowel een individuele als een gemeenschappelijke dimensie. Dat levert een spanning op tussen de individuele en de gemeenschappelijke gerichtheid van de jonge generatie. Maar die kernvraag is van alle tijden. Dat was, om zo te zeggen, dertig jaar geleden niet anders.”

Wel is het volgens dr. De Kock nodig dat er telkens opnieuw naar passende manieren wordt gezocht om jongeren aan de gemeenschap te verbinden. „Tot vijf jaar geleden was de notie van het ”discipelschap” een hot item. Dat werd in de kerkelijke praktijk verbonden aan het persoonlijk navolgen van Christus, terwijl dat begrip theologisch ook op andere manieren uitgelegd kan worden. Zo komt er een theologisch discours op gang.”

Catechisatie

In dat verband gaat het ook over catechese. „Maar de catechese is veel meer dan een uurtje onderwijs voor jonge mensen op dinsdagavond van halfacht tot halfnegen. Vanuit de notie van de geloofsgemeenschap als leergemeenschap is de vraag breder: Hoe brengen we leerprocessen in de gemeente op gang? Wat is een passende vorm? En op wie is het leerproces gericht?”

Na negen jaar aan de PThU vond dr. De Kock het tijd voor een „nieuwe uitdaging.” Daarom is hij per 1 september aan de slag gegaan bij een organisatieadviesbureau in Den Haag. Toch is er ook sprake van continuïteit, aldus de praktisch theoloog. „Ik begeleid nog promotietrajecten aan de PThU. Bovendien heb ik een kleine aanstelling als gasthoofddocent praktische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven. Ook blijf ik hoofdredacteur van de internationale wetenschappelijke Journal of Youth and Theology.”

Het werk van het OJKC gaat ook door. „In de afgelopen jaren is dat onderzoekscentrum enorm uitgebouwd en zijn er veel projecten opgezet. De godsdienstpedagogiek is een belangrijk aandachtsveld geworden, ook in het opleidingsprogramma voor studenten. Samen met mijn collega’s heb ik met plezier dat werk gedaan.”

Sterke ontwikkeling

Het vakgebied van de godsdienstpedagogiek en het jeugdwerk heeft de laatste jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Het afscheidssymposium vrijdag gaat daarom over „groeispurten en kinderziektes”, aldus de uitnodiging. Dr. De Kock: „Er wordt op een hoog wetenschappelijk niveau gedebatteerd en gepubliceerd over jeugd en theologie. Dat geeft aan dat het veld van ”youth ministry” in de volle breedte volwassen aan het worden is. Nederlandse onderzoekers leveren daaraan een belangrijke bijdrage. Hun inbreng op internationale conferenties wordt zeer gewaardeerd.”